'Helemaal onverenigbaar met je houding tegenover je kinderen leek het wanneer jij, wat werkelijk heel vaak gebeurde, je beklaagde waar iedereen bij was. Ik moet toegeven dat ik als kind (later wel) daar ongevoelig voor was en niet begreep hoe je in vredesnaam daarvoor begrip kon verwachten. Je was in elk opzicht zo reusachtig; wat kon ons medelijden of zelfs onze hulp jou schelen? Daarvoor had je toch eigenlijk verachting moeten hebben, zoals zo vaak voor ons. Ik geloofde daarom niets van je geklaag en zocht er de een of andere geheime bedoeling achter. Pas later begreep ik dat je werkelijk erg leed door je kinderen, maar destijds, toen je geklaag onder andere omstandigheden nog op een kinderlijk, open, onvoorwaardelijk, tot elke hulp bereid meegevoel had kunnen rekenen, kon het voor mij weer niets anders zijn dan een overdreven middel om mij op te voeden en te vernederen, op zichzelf niet zo'n erg doeltreffend middel, maar met het schadelijke neveneffect dat het kind eraan wende juist die dingen niet serieus te nemen die het serieus had moeten nemen.
Er waren daarop gelukkig wel uitzonderingen, meestal wanneer je in stilte leed en liefde en goedheid met hun kracht alles wat in de weg stond overwonnen en zonder meer ontroering wekten. Dat kwam weliswaar slechts zelden voor, maar het was heerlijk. Bijvoorbeeld wanneer ik je vroeger gedurende hete zomers 's middags op de zaak na het eten uitgeput even zag slapen, je ellebogen op je bureau, of wanneer je zondags afgemat naar ons zomerhuisje kwam; of wanneer je je tijdens een ernstige ziekte van moeder bevend van het huilen aan de boekenkast vasthield; of wanneer je tijdens mijn laatste ziekte stilletjes naar mij kwam kijken in Ottla's kamer, in de deuropening bleef staan, alleen maar je nek uitstrekte om mij in bed te zien en mij om mij te sparen alleen maar met je hand groette. Bij dat soort gelegenheden ging ik van geluk liggen huilen en ik huil weer nu ik dit schrijf.
Je hebt ook een bijzonder mooie, heel zelden waar te nemen manier van stil, tevreden, goedkeurend glimlachen, wat degeen voor wie het bedoeld is redelijk gelukkig kan maken. Ik kan mij niet herinneren dat met name ik het in mijn kindertijd deelachtig ben geworden, maar dat heeft zich mogelijk wel voorgedaan, want waarom zou je het mij destijds hebben onthouden terwijl ik in jouw ogen nog onschuldig was en jouw grote hoop. Overigens hebben ook zulke vriendelijke indrukken op den duur niets anders uitgericht dan het vergroten van mijn schuldbewustzijn en het voor mij nog onbegrijpelijker maken van de wereld.'
(...)
'Wilde ik voor jou vluchten, dan moest ik ook voor de familie vluchten, zelfs voor moeder. Ik kon bij haar weliswaar altijd bescherming vinden, maar nooit buiten jou om. Te veel hield ze van je en te zeer was ze je trouw toegedaan om in de strijd van het kind een duurzame, zelfstandige, geestelijke macht te kunnen betekenen. Een juiste intuïtie van het kind overigens, want moeder raakte in de loop der jaren nog nauwer met je verbonden; terwijl zij altijd, als het om haarzelf ging, haar zelfstandigheid binnen zeer nauwe grenzen fraai en subtiel en zonder jou ooit wezenlijk te krenken bewaarde, nam ze toch met de jaren steeds vollediger, meer met haar gevoel dan met haar verstand, jouw oordelen en veroordelingen met betrekking tot de kinderen blindelings over, vooral in het inderdaad moeilijke geval van Ottla. Natuurlijk moeten we altijd in gedachten houden hoe pijnlijk en uiterst slopend de positie van moeder in het gezin was. Ze heeft in de zaak, in de huishouding geploeterd, alle ziektes in het gezin dubbel meegeleden, maar het toppunt van dat alles was wat zij in haar positie tussen ons en jou in heeft geleden. Jij bent altijd liefhebbend en voorkomend tegenover haar geweest, maar in dat opzicht heb jij haar even weinig ontzien als wij haar hebben ontzien. Meedogenloos hebben wij haar op de nek gezeten, jij van jouw kant, wij van de onze. Het was een afleiding, we bedoelden er niets kwaads mee, we dachten alleen aan de strijd die jij met ons, die wij met jou voerden, en tegenover moeder raasden we uit. Het was ook geen goede bijdrage aan de opvoeding van de kinderen hoe jij haar - zonder enige schuld aan jouw kant natuurlijk - vanwege ons pestte. Het rechtvaardigde zelfs schijnbaar ons gedrag tegenover haar, dat anders niet te rechtvaardigen was. Wat heeft ze door ons omwille van jou en door jou omwille van ons geleden, nog afgezien van de gevallen waarin jij gelijk had, omdat ze ons verwende, ook al was zelfs dat 'verwennen' soms misschien alleen maar een stille, onbewuste demonstratie tegen jouw systeem. Natuurlijk had moeder dat allemaal niet kunnen verduren wanneer ze niet uit liefde voor ons allemaal en ook uit het geluk van die liefde de kracht tot dat verduren had geput.'
(Kafka, F., Brief aan vader, 2003, Athenaeum - Polak & Van Gennep, p. 30-32 + p. 44-46)
PS: 'Passa Porta' en 'Het Beschrijf' organiseren, in samenwerking met het Tsjechisch Centrum, op vrijdag 25 januari 2008 een grote Kafka-Voorleesmarathon. De avond wordt afgesloten met een postuum eerbetoon aan deze Tsjechische schrijver terwijl tegelijkertijd de fototentoonstelling 'De reizen van Franz K.' kan worden bezocht. Al deze feestelijkheden vinden plaats in het 'Internationaal Literatuurhuis Passa Porta' in de Dansaertstraat in Brussel.
Er waren daarop gelukkig wel uitzonderingen, meestal wanneer je in stilte leed en liefde en goedheid met hun kracht alles wat in de weg stond overwonnen en zonder meer ontroering wekten. Dat kwam weliswaar slechts zelden voor, maar het was heerlijk. Bijvoorbeeld wanneer ik je vroeger gedurende hete zomers 's middags op de zaak na het eten uitgeput even zag slapen, je ellebogen op je bureau, of wanneer je zondags afgemat naar ons zomerhuisje kwam; of wanneer je je tijdens een ernstige ziekte van moeder bevend van het huilen aan de boekenkast vasthield; of wanneer je tijdens mijn laatste ziekte stilletjes naar mij kwam kijken in Ottla's kamer, in de deuropening bleef staan, alleen maar je nek uitstrekte om mij in bed te zien en mij om mij te sparen alleen maar met je hand groette. Bij dat soort gelegenheden ging ik van geluk liggen huilen en ik huil weer nu ik dit schrijf.
Je hebt ook een bijzonder mooie, heel zelden waar te nemen manier van stil, tevreden, goedkeurend glimlachen, wat degeen voor wie het bedoeld is redelijk gelukkig kan maken. Ik kan mij niet herinneren dat met name ik het in mijn kindertijd deelachtig ben geworden, maar dat heeft zich mogelijk wel voorgedaan, want waarom zou je het mij destijds hebben onthouden terwijl ik in jouw ogen nog onschuldig was en jouw grote hoop. Overigens hebben ook zulke vriendelijke indrukken op den duur niets anders uitgericht dan het vergroten van mijn schuldbewustzijn en het voor mij nog onbegrijpelijker maken van de wereld.'
(...)
'Wilde ik voor jou vluchten, dan moest ik ook voor de familie vluchten, zelfs voor moeder. Ik kon bij haar weliswaar altijd bescherming vinden, maar nooit buiten jou om. Te veel hield ze van je en te zeer was ze je trouw toegedaan om in de strijd van het kind een duurzame, zelfstandige, geestelijke macht te kunnen betekenen. Een juiste intuïtie van het kind overigens, want moeder raakte in de loop der jaren nog nauwer met je verbonden; terwijl zij altijd, als het om haarzelf ging, haar zelfstandigheid binnen zeer nauwe grenzen fraai en subtiel en zonder jou ooit wezenlijk te krenken bewaarde, nam ze toch met de jaren steeds vollediger, meer met haar gevoel dan met haar verstand, jouw oordelen en veroordelingen met betrekking tot de kinderen blindelings over, vooral in het inderdaad moeilijke geval van Ottla. Natuurlijk moeten we altijd in gedachten houden hoe pijnlijk en uiterst slopend de positie van moeder in het gezin was. Ze heeft in de zaak, in de huishouding geploeterd, alle ziektes in het gezin dubbel meegeleden, maar het toppunt van dat alles was wat zij in haar positie tussen ons en jou in heeft geleden. Jij bent altijd liefhebbend en voorkomend tegenover haar geweest, maar in dat opzicht heb jij haar even weinig ontzien als wij haar hebben ontzien. Meedogenloos hebben wij haar op de nek gezeten, jij van jouw kant, wij van de onze. Het was een afleiding, we bedoelden er niets kwaads mee, we dachten alleen aan de strijd die jij met ons, die wij met jou voerden, en tegenover moeder raasden we uit. Het was ook geen goede bijdrage aan de opvoeding van de kinderen hoe jij haar - zonder enige schuld aan jouw kant natuurlijk - vanwege ons pestte. Het rechtvaardigde zelfs schijnbaar ons gedrag tegenover haar, dat anders niet te rechtvaardigen was. Wat heeft ze door ons omwille van jou en door jou omwille van ons geleden, nog afgezien van de gevallen waarin jij gelijk had, omdat ze ons verwende, ook al was zelfs dat 'verwennen' soms misschien alleen maar een stille, onbewuste demonstratie tegen jouw systeem. Natuurlijk had moeder dat allemaal niet kunnen verduren wanneer ze niet uit liefde voor ons allemaal en ook uit het geluk van die liefde de kracht tot dat verduren had geput.'
(Kafka, F., Brief aan vader, 2003, Athenaeum - Polak & Van Gennep, p. 30-32 + p. 44-46)
PS: 'Passa Porta' en 'Het Beschrijf' organiseren, in samenwerking met het Tsjechisch Centrum, op vrijdag 25 januari 2008 een grote Kafka-Voorleesmarathon. De avond wordt afgesloten met een postuum eerbetoon aan deze Tsjechische schrijver terwijl tegelijkertijd de fototentoonstelling 'De reizen van Franz K.' kan worden bezocht. Al deze feestelijkheden vinden plaats in het 'Internationaal Literatuurhuis Passa Porta' in de Dansaertstraat in Brussel.
Reacties