
"Kapstok, gasmeter en trapleuning, dacht hij. Dit is mijn huis. Hierin woon ik nu al zes jaar. Als ik uitga of thuiskom, glijdt mijn hand langs de trapleuning. De geringste ongelijkheid van het hout ken ik. Als ik uitga of thuiskom, loop ik langs het terracotta geverfde kastje waar de gasmeter zit. Vroeger keek ik daar nooit in. Nu moet ik elke week voor Carola opnemen hoeveel gas wij hebben gebruikt, omdat zij uit de wijzertjes niet wijs kan worden. Er boven zit de elektriciteitsmeter, die altijd zo geheimzinnig ruist. Hoor, ik hoor hem ruisen. En daar is de kapstok... 'Het altaar waar men de handen naar opheft alvorens zich buitenshuis te begeven,' heeft Oskar het genoemd. De gasmeter en de elektriciteitsmeter zijn mij het meest verwant: als men een doorsnede van hen maakte, welk een organisme van weerzinwekkende ingewikkeldheid treft men aan!"
Schrijver Willem Frederik Hermans in 'De tranen der acacia's', zijn meest Russische ogenblik. Nikolaj Gogolj achterna. Benieuwd naar wat deze, op het eerste gezicht, zonderlinge titel te betekenen heeft.
Reacties