
Weinig gloeiende zinnen moeten blussen de afgelopen dagen. Eén noemenswaardig brandhaardje. Eéntje dat al meer dan honderd jaar aan 't schroeien is. Als je goed kijkt, vind je in de asresten nog iets van een sonnet.
De dag gaat open als een gouden roos;
ik sta aan 't raam en zend mijn adem uit,
het veld is stil, en nauwelijks één geluid
breekt naar het koepelblauw bij tusschenpoos.
En in mijn kamer, als een een donkre doos,
waarvoor de parels hangen aan de ruit,
ga 'k heen en weer, tot waar mijn wandling stuit,
en ik bij donkren wand diep peinzend poos.
Ik heb 't gevonden, het menschengeluk,
al moest ik worden vier en dertig jaar
eer ik het vond, en ging veel trachten stuk
in spannend worstlen en ijdel gebaar.
Maar zoo zeker als daarbuiten de zon de
wereld befloerst, heb ik 't geluk gevonden.
Herman Gorter (1864-1927)
Reacties