
Op 8 augustus 1914 schreef Willem Elsschot uit Brussel aan uitgever Van Dishoeck: 'De bevolking houdt zich in hoofdzaak bezig met het afranselen van "moffen" en van Belgen met blond haar of die anderszins aan Duitschers doen denken.' Alfred Hegenscheidt, ook schrijver van beroep, werd door franskiljonse collega's docenten van de Brusselse universiteit verdacht gemaakt vanwege zijn Duitse naam en afkomst. Zowel in Brussel als in Antwerpen en Gent werden Duitse hotels, bierhuizen en restaurants geplunderd omdat de exploitanten alleen al wegens hun nationaliteit als spionnen werden beschouwd. Het geluid van duizenden bespijkerde Duitse soldatenschoenen, die in snelle pas over alsmaar meer Belgische bodem schreden, werd, in de eerste oorlogsdagen van 1914, iedere dag voor steeds meer mensen een beetje meer hoorbaar. Paniek als slechte raadgever. Brussel werd op 20 augustus 1914 bezet. Louis Couperus, Hollandsche draak, werd in München wakker gehouden door die zogeheten 'noodlotspas'. Ook Karel van de Woestijne werd tijdens de doortocht van Duitse troepen door Brussel nachtenlang uit de slaap gehouden. Ergens schrijft de dichter: '(...) dat schurend-dreunen van de spijkerzolen op de stenen, wat heb ik het gehoord, zonder onderbreking, gedurende dagen en nachten, in Vlaanderen, in Engeland, in Frankrijk, alsof de hele wereld kermend en klagend leegstroomde! (...)' Of droomde Kareltje toen gewoon een sketch van het Jiskefet-trio?
Reacties