Doorgaan naar hoofdcontent

Als 't sneeuwt in Kopenhagen, 't regent in Amsterdam en 't miezert in Brussel...

Cobra, opgericht op 8 november 1948(!) door Asger Jorn, Christian Dotremont, Joseph Noiret, Constant Nieuwenhuys, Karel Appel en Corneille, mocht afgelopen jaar zestig kaarsjes uitblazen. Ware het niet dat dit gebroed toen, na amper drie jaar, al in de eigen staart beet. En bijgevolg in oktober 1951 een héél luidruchtige dood stierf. Kunstenaars én samenwerken: dat kon en moest enkel op héél intense, korte wijze gebeuren. En aan zo'n van esthetiek doordrongen hevigheid willen de Brusselse Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België ons nog tot 15 februari helpen herinneren. Gaat dat zien!


Behalve de minder interessante tentoongestelde Cobra-exploten uit de zestiger en zeventiger jaren op het einde van de tentoonstelling, met een passend saluut aan de betreurde Hugo Claus, een héél historisch boeiende verzameling van de allereerste kleurrijke en fantasievolle Cobraatjes. Naast de vragende kinderen en andere figuurtjes van Karel Appel, de ongehoorzame maskertjes van Constant Nieuwenhuys, de droomramen van Asger Jorn en Christian Dotremont, de vlezige stenen sculpturen van Henry Heerup, de ruimtelijke figurendieren van Reinhoud en de sprookjesachtige kasteeltaferelen van Carl-Henning Pedersen vind je er ook tal van Cobra-publicaties in de vorm van tijdschriften, manifesten, boeken, foto's en affiches. Een rijk gedocumenteerde en mooi opgestelde bedoening daar, in de kelders van dit Brussels museum aan de Regentschapsstraat.


Schilders-schrijvers-beeldhouwers-dichters-... die in het korte tijdsbestek van een drietal jaren, en vóór het decor van het nasmeulende Wereldoorlog II-landschap, elkaar kinderlijk ontmoetten, primitief samenwerkten en zo de collectieve kunstbeoefening kort en hevig tot het uiterste dreven. Lang leve de gedachte en de handeling van de bosjesman, de peuter en/of de krankzinnige! Neemt penseel en doek, bus, trein of fiets naar daar waar denken en doen voor altijd samenvielen!

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...