
"Antwerpen voelt den nood om ongerept zijn robuste persoonlijkheid te bewaren, en dit juist vanwege de aanraking, de botsing met de elementen van buiten. Het is gastvrij, is gelukkig zich te mogen meten aan andere volken, het ontvangt ze met dankbaarheid en genegenheid, maar het beseft, dat het zich niet mag aanpassen aan wat het niet kan verwerken. De elementen die van elders aanslibden zijn van tijdelijken aard; de Antwerpenaar teert op zijn eigen Vlaamsch wezen, groeit er in, bouwt er op, en ziedaar waarom hij kan weerstaan aan de heterogene elementen die tot hem komen, en waar hij zich desnoods harmonisch mee vermengt, zonder er zich echter ooit geheel in op te lossen: hij leeft op eigen erf.
Iemand heeft eens een lofspraak op Antwerpen geschreven in bazuinend Fransch, met een overvloed van rijke en ondagelijksche woorden. Antwerpen is een gastvrije, een edelmoedige, een milde, zelfs een wat al te milde 'maagd'. De Maagd van Antwerpen is een symbool, waar men vroeger in ommegangen mee praalde. Die maagdelijkheid is niet heelemaal ongeschonden gebleven, naar het schijnt. Deze robuste vrouw kan de omhelzingen van zeer velen verdragen. Maar ziet, de kinderkens die uit deze omhelzingen geboren worden, 't zijn... weer Sinjoren. De diverse nationaliteiten, die zich in haar schoot neervlijen... brengen bij deze gulle vrouw niet anders dan onvervalschte Antwerpenaren voort. Het is de eeuwige opslokking en verwerking van het oneigene tot het eigene - hier geldt een geheime wet, die zeer zeker van ekonomischen aard is, maar ook getuigt van een machtig ethnisch opslurpingsvermogen. 't Zijn geen zwakke vrouwen, die aldus de aan haar boezem hijgende minnaars in het kroost van beider liefde weet om te beelden tot kinders van den bodem, tot onverwoestelijke telgen van de nooit moe-gebaarde, de steeds overwinnende moederstad."
De psychologie van den Antwerpenaar (1929) van Emmanuel de Bom is alleen al om het grote 'opslurpingsvermogen' echt het alleraardigste wat ik vandaag in 'bazuinend Nederlandsch' gelezen heb.
Reacties