2
Ochtend. Verrijzenis. Graflucht.
Dekens wegslaan en opstaan.
Geen brood kan zijn honger nog stillen.
Bevend een blik opentrekken
En drinken, met korte teugen, tegen
De kou en het kotsen, tegen
God en de wekker, tegen
De tientallen peuken van gisteren
In de wasbak, tegen
De rook van vandaag, de reuk
Van morgen, de geur van zijn vrouw
In al haar afwezige vormen.
Niet in de douche durven
En trouwens voor wie zich nog wassen.
Haar glimlach, zijn smoel niet vinden
In de spiegel. Bloot
Op de rand van het bed zitten hijsen
Om helder te worden, weer dorst
Te krijgen in al wat hij liefhad,
Haar alt, schor, hun Zuiden
Verzonnen op banken in parken,
Bronwater diep in de rots.
Dorst dorst dorst,
Het dwingende ochtendgebed.
Leonard Nolens, uit: Manieren van leven
Ochtend. Verrijzenis. Graflucht.
Dekens wegslaan en opstaan.
Geen brood kan zijn honger nog stillen.
Bevend een blik opentrekken
En drinken, met korte teugen, tegen
De kou en het kotsen, tegen
God en de wekker, tegen
De tientallen peuken van gisteren
In de wasbak, tegen
De rook van vandaag, de reuk
Van morgen, de geur van zijn vrouw
In al haar afwezige vormen.
Niet in de douche durven
En trouwens voor wie zich nog wassen.
Haar glimlach, zijn smoel niet vinden
In de spiegel. Bloot
Op de rand van het bed zitten hijsen
Om helder te worden, weer dorst
Te krijgen in al wat hij liefhad,
Haar alt, schor, hun Zuiden
Verzonnen op banken in parken,
Bronwater diep in de rots.
Dorst dorst dorst,
Het dwingende ochtendgebed.
Leonard Nolens, uit: Manieren van leven
Reacties