
op het uur dat werelden vergaan,
neem dit cadeautje van de lente
in ruil voor betere van mij aan,
opdat de hoge vrijheid van de ziel
die boven jaar, seizoen en dag,
onbederfelijk en trouw, mij toeviel,
cadeau dat vriendschap heten mag;
opdat zij mij toelacht, zo bescheiden
als zij dat dertig jaar geleden deed:
en de Zomertuin met zijn omheining
en ons Leningrad ondergesneeuwd,
doemden op, alsof in deze bundel
boven Lethe en haar sluimeringen uit
en uit de mist van een toverspiegel
een rietstengel is ontwaakt en fluit.
Anna Achmatova in een gedicht opgedragen aan Michail Leonidovitsj, de man die altijd en overal, alvorens publicatie, haar dichtbundels nalas. Of zoals ze zelf in één van haar vele dagboekpagina's noteert: "(...) de dichtregels waarin alles reeds gezegd is."
(*) Anna Gorenko kreeg in 1906, op zeventienjarige leeftijd, van haar vader te horen dat ze zelf maar moest uitvissen of ze gedichten schreef of niet. Zolang de dochter dat maar niet deed onder de eigen familienaam. Want zo kon de naam 'Gorenko' immers bezoedeld worden. En toen, als bij donderslag aan een kraakwitte hemel, ontstond de naam Anna Achmatova. Het was de dichter Josif Brodski, een groot bewonderaar, die deze naam omschreef als 'de eerste geslaagde versregel' van één van de grootste Russische dichters van de voorbije eeuw.
Reacties