Dat van 'het zo van hoog aanschouwen' in de laatste zin van dit dagje boek verwijst naar Buysses schrijfzicht, vanuit de eigen paalwoning bovenop de Molenberg, over het dorpje Deurle. Twee dagen eerder, op zaterdag 19 april 1913 om precies te zijn, arriveerde 'klakke' Cyriel immers aan de voet van de Deurlse Molenberg. 't Manneke moest toen waarschijnlijk heuvelopwaarts gekeken hebben want nog diezelfde avond schrijft baron Buysse in zijn dagboek het volgende: "(...) Hoog op zijn heuvel staat het eenzaam huisje in den storm en het is er als een warm gezellig nestje van veiligheid in den brullenden chaos der vijandelijke elementen. Laten we nu maar gaan lezen, peinzen, werken."

21 april
Wanneer er iemand sterft in 't heel klein dorpje, dan luidt de kerkklok een 'doodpoos' en zo van op den heuvel zie ik de mensen met het lijk naar 't kerkhof komen. Dat wordt dan meestal een klein, donker groepje, langzaam zich bewegend rondom 't kerkje, tussen de sombere cypressen. De pastoor en de koster in witkanten koorhemd, de wit- en rood-geklede missedienaartjes, die kruis en vanen dragen, steken daar schel tegen af. Een plechtig treurgezang galmt weldra op, hoofden worden ontbloot en knielende gestalten buigen en van onder den weggenomen, zwarten 'pelder' met zilveren franjes, komt de gele kist te voorschijn.
Het is geen akelig gezicht. Het heeft iets kalms en natuurlijks, als een gewone gang van dingen. De kist heeft dezelfde gele zandkleur als de omgedolven aarde van den kuil en 't schijnt niets ongewoons dat ze daar dan ook eindelijk in nederdaalt. Het klokje bimbamt, meneer de pastoor kwispelt om zich heen met wijwater, de mensen richten zich weer op, maken een kruisteken en dekken hun hoofd en langzaam gaat de kleine stoet uiteen, tussen de stildonkere cypressen. Soms ziet men eventjes een roodgeschreid gezicht, of een witte zakdoekprop tegen den mond gedrukt, maar akelig is 't toch niet: 't heeft bijna iets onwerkelijks als men het zo van hoog aanschouwt.
Buysse, C., Zomerleven, 2006, Uitgeverij Atlas, p. 50
Reacties