
"Oblomow was een man van een jaar of twee-, drieëndertig, van middelbare lengte, met een innemend uiterlijk en donkergrijze ogen, echter zonder een enkele markante gelaatstrek, zonder iets, dat wees op geconcentreerd denken. De gedachte dartelde over zijn gezicht als een vogeltje, wipte zijn ogen binnen, zette zich even op zijn half geopende lippen, verschool zich in de rimpels van zijn voorhoofd, om dan plotseling weer spoorloos te verdwijnen. Dan gleed de glans van een kalme, hartverwarmende zorgeloosheid over zijn gezicht, ging vandaar over op de houding van zijn lichaam en dan op de plooien van zijn kamerjas."
Zo leest het bijna-begin van Ilja Iljitsj Oblomow, de held uit het bijna-gelijknamige, meesterlijke boek van de Russische romancier Iwan A. Gontsjarow. Vandaag zou deze eigenzinnige schepper van de literair-heroïsche lusteloosheid, liggend vanuit de eigen doorgelegen zetel, bijna twee eeuwen oud zijn geworden. Ik hef nu het glas op dit onvermogen tot iets te komen. Al moet ik opletten, want: "Zijn bewegingen werden altijd, zelfs wanneer hij zich opwond, getemperd door zijn zachtmoedigheid en door een loomheid, die hem een zekere eigenaardige gratie verleende." Rustig uitdrinken, dus. Het ene glas, langzaam na het andere. Tot we - Ilja en ik - langzaam samen de deur niet meer uitgaan.
Reacties