"Mijn eenzaamheid wordt opgevrolijkt door de elegante verwachting van de periodieke herhaling van een eeuwigheid aan boeken."
"Op een middag kwam Jorge Luis Borges in de boekwinkel, vergezeld door zijn achtentachtigjarige moeder. Hij was beroemd, maar ik had slechts een paar van zijn gedichten en verhalen gelezen, en daar was ik niet van onder de indruk. Hij was vrijwel geheel blind, maar weigerde een stok te gebruiken, en hij liet regelmatig een hand langs de planken glijden alsof hij de titels kon lezen. Hij was op zoek naar boeken die hem konden helpen Angelsaksisch te leren, zijn nieuwste passie, en we hadden voor hem het woordenboek van Skeat besteld, evenals een geannoteerde versie van de Battle of Maldon. Borges' moeder werd ongeduldig: 'O, Georgie,' zei ze, 'ik snap niet waarom je je tijd verspilt aan Angelsaksisch, in plaats van je te verdiepen in iets nuttigs, zoals Latijn of Grieks!' Ten slotte draaide hij zich om en vroeg mij om een aantal boeken. Ik vond er een paar en noteerde de titels van de andere en vervolgens, toen hij op het punt stond te vertrekken, vroeg hij of ik het 's avonds druk had, want hij had iemand nodig (dat zei hij heel verontschuldigend) die hem kon voorlezen, aangezien zijn moeder tegenwoordig erg gauw moe werd. Ik zei dat ik zou komen.
Gedurende de twee jaar daarna was ik de voorlezer bij Borges, net als tal van andere gelukkige en willekeurige kennissen, hetzij 's avonds of, als de school het toeliet, in de ochtenden. Het ritueel was vrijwel altijd gelijk. Ik negeerde de lift en beklom de trap naar zijn appartement (dezelfde trap die Borges ooit had beklommen met in zijn handen een zojuist gekocht exemplaar van Duizend-en-één nacht; hij zag een openstaand raam over het hoofd en liep een lelijke snijwond op, die geïnfecteerd raakte, zodat hij ijlkoortsen kreeg en geloofde dat hij gek werd); dan belde ik aan; ik werd door het dienstmeisje door een hal met gordijnen gebracht naar de kleine zitkamer, waar Borges me kwam begroeten, met uitgestoken zachte hand. Zonder verdere plichtplegingen ging hij vol verwachting op de bank zitten, terwijl ik plaatsnam in een fauteuil. Met enigszins astmatische stem stelde hij voor wat we die avond zouden lezen. 'Zullen we vanavond Kipling nemen? Wat dacht je?' En natuurlijk verwachtte hij eigenlijk geen antwoord."
Uit: Manguel, A., Een geschiedenis van het lezen, 2005, Ambo, p. 30

De Argentijnse journalist en schrijver Alberto Manguel werkte in de zestiger jaren na zijn schooluren als zestienjarige knaap bij Pygmalion, één van de drie Engels-Duitse boekwinkels van Buenos Aires. Gedurende een aantal daaropvolgende jaren las hij aan de zo goed als blinde en reeds bij leven beroemde Zuid-Amerikaanse schrijver Jorge Luis Borges voor uit de vele literaire klassiekers. Kipling, Stevenson, Henry James, Heine, Enrique Banchs, Wilkins, Milton, Webster, Lovecraft, Keats,... Al deze schrijvers passeerden in de zitkamer ten huize van letterkundig monument Borges, "(...) onder een gravure van Piranesi van cirkelvormige Romeinse ruïnes (...)", de revue. Knap mooi! Zeker als je bedenkt dat diezelfde Borges, helaas niet meer onder de levenden, uitgerekend vandaag zijn honderdentiende verjaardag zou vieren. De fenomenale, bibliofiele intellectueel Manguel daarentegen, tegenwoordig aan de beginjaren van zijn zestigste, schrijft nog steeds overheerlijke boeken voor alle mensen die van lezen en van verzamelingen letters op papier houden. Manguels persoonlijk verzamelde collectie boeken zou, volgens ingewijden, ondertussen tegen de 35.000 exemplaren aanlopen. Ook aan de blindheid van Jorge Luis Borges geeft Alberto Manguel in zijn boek Een geschiedenis van het lezen, zoals aan zowat alles wat naar lezen ruikt, een duidelijke historische betekenis: "Een zesde van de mensheid is bijziend; onder lezers is het aandeel veel groter, meer in de buurt van 24 procent. Aristoteles, Luther, Samuel Pepys, Schopenhauer, Goethe, Schiller, Keats, Tennyson, dr. Johnson, Alexander Pope, Quevedo, Wordsworth, Dante Gabriel Rossetti, Elizabeth Barrett Browning, Kipling, Edward Lear, Dorothy L. Sayers, Yeats, Unamuno, Rabindranath Tagore, James Joyce - allemaal hadden ze slechte ogen. Bij veel mensen worden de ogen tijdens het leven nog slechter, en een opmerkelijk aantal beroemde lezers is ten slotte blind geworden, van Homerus tot Milton, tot aan James Thurber en Jorge Luis Borges. Borges, die in het begin van de jaren dertig blind begon te worden, en in 1955, toen hij niets meer kon zien, benoemd is tot directeur van de Nationale Bibliotheek van Buenos Aires, heeft geschreven over het merkwaardige lot van de man die niet meer kan lezen en op een dag het rijk der boeken in de schoot geworpen krijgt:
Laat niemand zich verlagen tot tranen of
Verwijtend staan tegenover dit blijk van de bekwaamheid van God,
Die met zulk een schitterende ironie
Mij tegelijkertijd duisternis en boeken schonk."
Reacties