Doorgaan naar hoofdcontent

Augustus: 't oppert, 't schelft en 't leest na...


Omdat Cyriels dagboek 4 en 5 augustus 1913 ook als één en dezelfde dag vermeldt en ik morgen weer eens niks zal bloggen, laat ik die eerste liever aan de pen:

4 en 5 augustus

Tot het opeens alles uit en gedaan is! Tot opeens de schone, gouden oogsten, de dansende boerinnetjes, de biddende nonnetjes, de witte feeën, elfen, nimfen en kabouters voor goed verdwenen zijn!
Van morgen heel vroeg zijn de boeren gekomen, zij hebben torenhoog hun grote wagens volgeladen en al die zachte weelde weggevoerd naar de veilige haven van zolders en schuren. Slechts de overvloed dien zij niet konden meenemen staat nu hier en daar, in grote, conische oppers en schelven op het barre stoppelland.
't Is uit, 't is volbracht. Alleen bij plaatsen nog een rijpend tarwe- of haverstuk, als verloren of vergeten tussen 't weligtierend groen van aardappel- en bietenvelden.
Stil is 't nu ineens, doodstil en verlaten, alom over de wijde, gisteren nog zo krioelend-levende akkers. En in die plotselinge eenzaamheid en stilte ziet men enkel nog de nalezers, mannen en vrouwen, die hier en daar de vergeten aren en halmen opzamelen.
Zij lopen gebukt naar den grond, met de schamele vracht van wat zij vonden op hun kromme ruggen. Zij dwalen daar rond, als het symbool der armoede, die van den afval der weelde moeten leven. Hun kleren zijn grauw als de kleur van de aarde en ook hun gezichten zijn grauw, als met aarde bestoven.
Vreemd doet het aan. Er was daar zoveel..., er was zulk een overvloed van weelde, dat de mensen het niets eens op hun volgeladen wagens konden bergen. Mocht er dan niets beters overblijven voor die armoedige stumperds, dat het o, zo héél klein beetje, dat zij ten prijs van dagenlange inspanning bijeen kunnen scharrelen? 't Is vreemd, maar het schijnt dat het niet anders kan. Het is zo, het blijft zo, het is altijd zo geweest.

Buysse, C., Zomerleven, 2006, Uitgeverij Atlas, p. 197-198

Reacties

Populaire posts van deze blog

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...