Doorgaan naar hoofdcontent

De houten sonnettentrommel van een gloedvolle Chileen.

Een hartaanval op 23 september 1973 noodzaakte de dichtende Chileense Nobelprijswinnaar Pablo Neruda op te houden met het schrijven van mooie sonnetten. In oktober 1959 droeg hij zijn 'Cien sonetos de amor' op aan de belangrijkste (derde) vrouw in zijn leven, zijn grote liefde Matilde Urrutia. Pablo Neruda noemde zijn honderd liefdessonnetten als gemaakt uit hout. Met bijl, mes en pennenmesje bouwde hij heel secuur zijn houtsnijwerkjes van liefde. De dichter trok, naar eigen zeggen, honderd keer opnieuw een kleine huisje op van telkens veertien planken, opdat daarin Matildes ogen konden leven, kijkers die Neruda zelf aanbad en bezong. Zoals het geluid van dof en zuiver hout diende de sonnetten te vergezellen tot aan de oren van zijn geliefde Matilde, zo biedt de optie 'Nieuw bericht' op mijn dashboard bij Blogger.com de mogelijkheid voorbijklikkende lezers te laten proeven van één van Neruda's honderd heerlijkheden. Pleziertje nummer 69 om precies te zijn...


LXIX

Niet zijn, wellicht, is zijn als jij niet bent,
het middaguur door jou niet wordt gesneden
als door een blauwe bloem, als jij vervolgens
niet in de mist en tussen stenen wandelt,

het licht niet in jouw hand wordt meegedragen
waarvan wellicht een ander niet de glans ziet,
waarvan wellicht geen mens wist hoe het groeide
zoals de rode oorsprong van de roos,

als jij niet bent, enfin, niet was gekomen,
opeens, met kracht, mijn leven leerde kennen,
de vlaag van rozenstruik, het graan der wind,

en sinds die tijd ben ik omdat jij bent,
en sinds die tijd ben jij, ben ik, zijn wij,
zal ik, zul jij, zullen wij zijn door liefde.

Neruda, P., Honderd liefdessonnetten, 2003, Prometheus, p. 149

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...