
Het krantenartikel ‘Literaire labo’s’ dat begin februari 2007 verscheen in de reeks 'Kleine goden' in de boekenbijlage van De Standaard - een zogeheten kwaliteitsdagblad met een dagelijkse drukoplage van 98.000 exemplaren - belandde gisterenavond heel toevallig opnieuw in mijn handen. In deze serie was het de bedoeling, volgens de toenmalige redactie van De Standaard der Letteren, de kleinere spelers van het boekenbedrijf eventjes in de schijnwerpers te plaatsen. Een fantastisch idee vond ik toen en... gisteren. Daarom sloeg ik terug aan het lezen. Dichters, vertalers, toneelauteurs, bibliofielen en literaire tijdschriften passeerden er destijds in vijf opeenvolgende weken de revue. Nasudderen geblazen!
De titel 'Literaire labo's' staat voor de literaire tijdschriften. Uit een in 2006 verschenen lezersonderzoek van het Vlaams Fonds voor de Letteren blijkt dat driekwart van de lezers van literaire tijdschriften van het mannelijke geslacht is en dat ongeveer de helft van dat lezerspubliek bestaat uit mensen ouder dan vijftig. Slechts twintig procent van de consumenten van dergelijke bladen is jonger dan vijfendertig. Tachtig procent van de lezers zijn abonnees en meer dan de helft van de ondervraagden leest twee literaire tijdschriften. Bovendien wordt in hetzelfde onderzoek de inhoudelijke kwaliteit van dergelijke bladen ‘normaal’ tot ‘hoog’ gequoteerd. Literaire tijdschriften moeten het dus, verstomming o verstomming, stellen met een ietwat ouder, loyaal, intellectueel en hongerig lezerspubliek.
De oplages van letterkundige periodieken variëren van enkele honderden exemplaren tot 1400. Of men in werkelijkheid zoveel lezers bereikt, is niet helemaal duidelijk. De echte lezersaantallen liggen allicht veel hoger. De aanwezigheid en de zichtbaarheid van soortgelijke tijdschriften moeten, in een door het Vlaams Fonds voor de Letteren gesubsidieerd promotie- en verdelingskanaal terug te vinden in onze openbare bibliotheken en de grote Vlaamse dagbladhandels, de impulsverkoop alvast ondersteunen. Ook de grote aantallen niet-betalende lezers die via de portaalsite culturele en literaire tijdschriften toegang vinden tot de uitgebreide individuele websites van deze magazines dienen bij deze onzichtbare hoop lezers opgeteld te worden. Aannemelijke motieven.
Naast een onduidelijk lezersbereik worden de overlevingskansen van de papieren literaire tijdschriften dikwijls in vraag gesteld. Zijn ze niet overtollig geworden in een zo goed als volledig gemediatiseerde boekenwereld waarin boekenbijlagen - voor zover die nog bestaan - alsmaar meer op elkaar gaan lijken? De vraag dient ook gesteld hoe het medium internet dat eigenlijk niet over een écht redactiemodel beschikt - in papieren gevallen nochtans dé motor van ieder degelijk tijdschrift - toch kan bijdragen schrijvers aan te moedigen hun teksten te publiceren. Net als alle andere media zijn ook (papieren) literaire tijdschriften gedoemd hun overlevingskansen, op basis van een hevige strijd om aandacht, voortdurend te vergroten. En dit vaak ten koste van de inhoud. Voeg daarbij een gebrek aan geld, marketing en steun vanuit de grote commerciële literaire bedrijven en steeds minder mensen weten nog dat ze bestaan. Bovendien is het ook zo dat het medium literair tijdschrift allerlei kwantitatieve, economische businesstheorieën aan zijn laars lapt. En dat is volgens Harold Polis, uitgever van beroep, maar goed zo. Want zonder subsidies van het Vlaams Fonds voor de Letteren overleven literaire tijdschriften niet. Wie zich geroepen voelt, kan aan een basissubsidie van maximaal 8000 euro voor één jaargang een eigen letterkundig blad opstarten. Een commissie van experts zal waken over de kwaliteit van jouw magazine. En als alles goed zit, wacht jou een beloning voor bewezen literaire diensten. Geen handje contantje. Wel: een aanvullende subsidie na grondige evaluatie van de meest recente jaargang. Uitgever Harold Polis vindt zulks een tegemoetkoming alvast het toppunt van democratie: de gemeenschap die door de hoge kwaliteit van de meeste literaire tijdschriften geld welbesteed uitreikt aan gedreven mensen. Meestal zijn dit dan vrijwilligers of symbolisch betaalde medewerkers die hun gedachten in essays, proza of gedichten gieten. Over publisher-driven gesproken.
Ook vandaag nog moet de literatuurliefhebber vaststellen dat boekenbijlagen van dagbladen steeds minder plaats maken voor echte boekrecensies. Veel toeters en bellen, dat wel. Gemarketeer alom! Dat het vak iets lichter is geworden en dat steeds weer dezelfde auteurs kritiekloos worden besproken, zorgt voor ergernis bij de door de marktstrateeg weinig ernstig genomen lezer van dergelijke boekenbijlagen. Literaire tijdschriften kunnen deze door de kranten achtergelaten leemte van gebrek aan zin voor kritiek met hun redactionele tegenstem invullen. Zo kunnen ze alvast nieuwe, verwoede boekenbijlagenlezers aantrekken. Kleine economische kanttekening: gedrukte versies van literaire tijdschriften zijn nog steeds relatief duur - en na al die jaren ook hélemaal niet zichtbaar - en de websites ervan zo complementair dat ik alvast weinig geneigd ben ze in huis te halen. Wat nu?
De titel 'Literaire labo's' staat voor de literaire tijdschriften. Uit een in 2006 verschenen lezersonderzoek van het Vlaams Fonds voor de Letteren blijkt dat driekwart van de lezers van literaire tijdschriften van het mannelijke geslacht is en dat ongeveer de helft van dat lezerspubliek bestaat uit mensen ouder dan vijftig. Slechts twintig procent van de consumenten van dergelijke bladen is jonger dan vijfendertig. Tachtig procent van de lezers zijn abonnees en meer dan de helft van de ondervraagden leest twee literaire tijdschriften. Bovendien wordt in hetzelfde onderzoek de inhoudelijke kwaliteit van dergelijke bladen ‘normaal’ tot ‘hoog’ gequoteerd. Literaire tijdschriften moeten het dus, verstomming o verstomming, stellen met een ietwat ouder, loyaal, intellectueel en hongerig lezerspubliek.
De oplages van letterkundige periodieken variëren van enkele honderden exemplaren tot 1400. Of men in werkelijkheid zoveel lezers bereikt, is niet helemaal duidelijk. De echte lezersaantallen liggen allicht veel hoger. De aanwezigheid en de zichtbaarheid van soortgelijke tijdschriften moeten, in een door het Vlaams Fonds voor de Letteren gesubsidieerd promotie- en verdelingskanaal terug te vinden in onze openbare bibliotheken en de grote Vlaamse dagbladhandels, de impulsverkoop alvast ondersteunen. Ook de grote aantallen niet-betalende lezers die via de portaalsite culturele en literaire tijdschriften toegang vinden tot de uitgebreide individuele websites van deze magazines dienen bij deze onzichtbare hoop lezers opgeteld te worden. Aannemelijke motieven.
Naast een onduidelijk lezersbereik worden de overlevingskansen van de papieren literaire tijdschriften dikwijls in vraag gesteld. Zijn ze niet overtollig geworden in een zo goed als volledig gemediatiseerde boekenwereld waarin boekenbijlagen - voor zover die nog bestaan - alsmaar meer op elkaar gaan lijken? De vraag dient ook gesteld hoe het medium internet dat eigenlijk niet over een écht redactiemodel beschikt - in papieren gevallen nochtans dé motor van ieder degelijk tijdschrift - toch kan bijdragen schrijvers aan te moedigen hun teksten te publiceren. Net als alle andere media zijn ook (papieren) literaire tijdschriften gedoemd hun overlevingskansen, op basis van een hevige strijd om aandacht, voortdurend te vergroten. En dit vaak ten koste van de inhoud. Voeg daarbij een gebrek aan geld, marketing en steun vanuit de grote commerciële literaire bedrijven en steeds minder mensen weten nog dat ze bestaan. Bovendien is het ook zo dat het medium literair tijdschrift allerlei kwantitatieve, economische businesstheorieën aan zijn laars lapt. En dat is volgens Harold Polis, uitgever van beroep, maar goed zo. Want zonder subsidies van het Vlaams Fonds voor de Letteren overleven literaire tijdschriften niet. Wie zich geroepen voelt, kan aan een basissubsidie van maximaal 8000 euro voor één jaargang een eigen letterkundig blad opstarten. Een commissie van experts zal waken over de kwaliteit van jouw magazine. En als alles goed zit, wacht jou een beloning voor bewezen literaire diensten. Geen handje contantje. Wel: een aanvullende subsidie na grondige evaluatie van de meest recente jaargang. Uitgever Harold Polis vindt zulks een tegemoetkoming alvast het toppunt van democratie: de gemeenschap die door de hoge kwaliteit van de meeste literaire tijdschriften geld welbesteed uitreikt aan gedreven mensen. Meestal zijn dit dan vrijwilligers of symbolisch betaalde medewerkers die hun gedachten in essays, proza of gedichten gieten. Over publisher-driven gesproken.
Ook vandaag nog moet de literatuurliefhebber vaststellen dat boekenbijlagen van dagbladen steeds minder plaats maken voor echte boekrecensies. Veel toeters en bellen, dat wel. Gemarketeer alom! Dat het vak iets lichter is geworden en dat steeds weer dezelfde auteurs kritiekloos worden besproken, zorgt voor ergernis bij de door de marktstrateeg weinig ernstig genomen lezer van dergelijke boekenbijlagen. Literaire tijdschriften kunnen deze door de kranten achtergelaten leemte van gebrek aan zin voor kritiek met hun redactionele tegenstem invullen. Zo kunnen ze alvast nieuwe, verwoede boekenbijlagenlezers aantrekken. Kleine economische kanttekening: gedrukte versies van literaire tijdschriften zijn nog steeds relatief duur - en na al die jaren ook hélemaal niet zichtbaar - en de websites ervan zo complementair dat ik alvast weinig geneigd ben ze in huis te halen. Wat nu?
Reacties