Vandaag begint het seizoen dat wij in de regel herfst noemen en daarom dacht ik bij mezelf: "Eens lezen wat romancier-observator en natuurmens bij uitstek Cyriel Buysse daarover in zijn dagboek te melden heeft." En wat blijkt? Héél weinig tot bijna niks. Al doet hij wel een meer als verdienstelijke poging het vallen van de bladeren - door zomerfreaks maar al te vaak uitgeroepen tot héél kenmerkend herfstverschijnsel - in een Buyssiaanse molenbeeldspraak te gieten. Superfijn van Cyriel en o zo typisch Buysse. Alsof bladeren jaarlijks tot éénentwintig september zouden wachten om zich dan tegen de takken van de eigen gastheer-bomen te keren om zo huiswaarts, richting grond, te vallen. Nee, in een dergelijke dooddoener trapte Cyriel ook toen al, achter de schrijftafel bovenop zijn Molenheuvel gezeten, niet. Op éénentwintig september 1913 meldde onze Nevelaar in zijn dagboek de nieuwe kleren van zijn molen. Die dag véél belangrijker dan om het even welke verandering in de natuur. En wie zijn wij om Buysse zodoende op het matje te roepen?
21 september
Mijn oude molen heeft nieuw doek over twee van zijn wieken gekregen. Het staat nog in zijn rauwe kleur; en zo, met zijn twee grijze en zijn twee rode zeilen, ziet mijn oude wijsaard er wel wat raar en eigenaardig uit. Hij ziet er uit of hij weggelopen was uit het oud-mannetjes-gesticht: zo'n oudje, dat nieuwe mouwen in zijn oud jasje heeft gekregen, en daarvoor door de straatjongens uitgelachen en gemolesteerd wordt.
Doch niemand lacht hier om mijn molen op den Molenheuvel; en ernstig werkt hij ook aanhoudend door, alsof hij 't zelfs niet merkte dat er iets aan hem veranderd is.
Buysse, C., Zomerleven, 2006, Uitgeverij Atlas, p. 257
Reacties