Loop op een namiddagje eens langzaam tussen de oude grafzerken op het plaatselijke kerkhof en kijk daarbij maar goed naar de soms half van de grafstenen losgekomen zwart-witportretten van de reeds lang overledenen, ga daarna smakelijk op de taart bij grootmoeder en vraag haar naar de jeugdherinneringen die oma's ouders met zich meesleepten en haar dan ook dikwijls - bij wijze van waarschuwing - 's avonds vlak voor het instoppen vertelden. Tegen het invallende schemerdonker huppel je dan ergens in de stad een cinemazaaltje binnen en verzeker je jezelf van een kaartje en een plaatsje voor de laatste prent van alweer zo'n rare Oostenrijker: Michael Haneke. De portretten van op de kerkhoofse zerken en de overgebleven ouderverhalen van grootmama komen dan voor zo'n tweeënhalf uur uiterst zorgvuldig tot leven. En dit in een decor waar ieder gemiddeld Vlaams dorpje van toen wordt vervangen door het Noord-Duitse Eichwald, waar het op het eerste gezicht bravere jaartal 2009 door 1913 wordt opzij geschoven en waar ons vroeger fanatiek beleden katholicisme dient plaats te maken voor het al even strenge noordelijke protestantisme.
Een hangertje, dit filmpje. Vergeet bij deze drie kwart van onze westerse filmgeschiedenis. Alsof Michael Haneke, met een aan perfectionisme grenzend amateurisme, zichzelf, inclusief de ganse filmcrew, via Barabas' teletijdmachine zo'n honderd jaar terug de tijd in schoot. Godverdomme, zo'n schoon historisch document/film. En ik wil het bijna niet geschreven hebben, maar de eerste afleveringen van Heimat 1: eine deutsche Chronik komen zowaar in de buurt van dit Witte Lint, en niet omgekeerd!
Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.
Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...
Reacties