Doorgaan naar hoofdcontent

Tussen overijverige loopjongens en hardvochtige dwingelanden...

Blauwwit en zwartwitrood

Om ons heen ligt het vijandige leger,
Talloos als zand aan zee.
De Fransman, Rus en Brit,
met hun kleine blaffers mee.

En wij - in het heetst van de strijd
wij houden vaandelwacht.
Trouw tot aan de dood
blauwwit en zwartwitrood.

Miljoenen lopen storm,
maar ze kunnen de toren niet neerhalen.
Ze slepen helpers met zich mee
Van de rode, gele zee.

Toch is zij heerlijk en sterk,
de bewaking van ons symbool.
Trouw tot in den dood
blauwwit en zwartwitrood.

Een slecht gedicht? Bwah. Zo staan er wel meer in de bloemlezing 'Het lijf in slijk geplant. Gedichten uit de Eerste Wereldoorlog' van Geert Buelens. Naar patriottisme ruikend, met veel gevoel voor dramatiek geschreven, pathos. De meeste frontsoldaten wisten hun gevoel voor overdrijving des te meer te exalteren naarmate ze dichter bij het front kwamen. Nogal des mensen als je het mij vraagt. Zo'n echte frontsldaat was toentertijd ook Adolf Schicklgruber. Vier jaar hing de man, die vijftien jaar later de geschiedenisboeken zou ingaan als één van de meest onsympathieke dictators van de voorbije eeuw, met lijf en leden aan het westelijk front. Als soldaatje van de allerlaagste rang kreeg deze bizarre Oostenrijker - met zijn nooit tanende legendarische geloof in de Duitse Zaak - zijn vuurdoop in de buurt van het West-Vlaamse Menen. Als ordonnans, het hulpje van de officier te velde, raakte de onopvallende - volgens tijd- en strijdgenoten - moedige soldaat Schicklgruber verschillende keren zwaargewond. Met zijn regiment op rust in de Elzas schreef de bekendste loopjongen aller tijden op 4 augustus 1917 dit nogal Wagneriaanse gedicht. In het Duits klinken deze regels des te barokker. Of: hoe een gedicht(?) veel later op een totaal andere manier gelezen wordt...

Blauweiss und Schwarzweissrot

Ringsum der Feinde Heer,
Zahllos wie Sand am Meer,
Der Franzmann, Russ' und Britt,
Die kleinen Kläffer mit.

Und wir - in heisser Schlacht
Wir halten Fahnenwacht
Getreu bis in den Tod
Blauweiss und Schwarzweissrot

Millionen laufen Sturm,
Und stürzen nicht den Turm,
Sie schleppten Helfer her,
Vom Roten, Gelben Meer.

Doch herrlich trotzt uns stark,
Die Wacht an unserer Mark,
Getreu bis in den Tod
Blauweiss und Schwarzweissrot.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...