Doorgaan naar hoofdcontent

Op naar het Noorden! Het Noorden, zeg ik u!


Afgelopen weekend leerde ik Bengt Gunnar Ekelöf, door zijn vertalers steevast één van de meest intrigerende dichters van de moderne Zweedse literatuur genoemd, ietwat beter kennen. Niet persoonlijk, want de man is tenslotte al meer dan veertig jaar (tenzij langs een gedicht) niet meer onder de levenden geweest, maar via een bloemlezing samengesteld door dichter/vertaler H.C. ten Berge. De gedichten van Bengt Gunnar Ekelöf worden, behalve door een liefde voor de muziek en een diepgravende belangstelling voor de oude mediterrane beschavingen, ook gevoed door het Zweedse landschap. Ekelöfs hang naar den vreemde en zijn tweeslachtige houding ten opzichte van Zweden - want hij beschouwt zichzelf in alle opzichten als een buitenstaander - brengen hem ertoe het land enkele keren 'voorgoed te verlaten' om er toch weer naar terug te keren. Volgens vertaler H.C. ten Berge is een welsprekende illustratie hiervan de volgende strofe uit de bundel Non serviam (1945):

Ik ben een vreemdeling in dit land
maar dit land is geen vreemdeling in mij!
Ik ben niet thuis in dit land
maar dit land gedraagt zich alsof het thuis is in mij!

Allemaal goed en wel maar de doordringende geur van het Zweedse landschap, de voortvarende vaardigheid van de Zweedse seizoenen en de universele odeur van de Zweedse melancholie, woordenrijk geïllustreerd in het gedicht Op de brug uit hetzelfde Non serviam (1945), zijn volgens A. Droogakkers dan weer veel pakkender voorbeelden van fijnzinnige aanslagen op ons bij wijlen heel broos menselijk gemoed:

Op de brug

Appelbloesem onder verhelderde hemel
het berkenfloers in schemering,
groen en fris geurend van regen...
En daar, als een ark
in de nevelzee van de wei,
de stal die mistig rood
wegdrijft...

Stemmen dichtbij
en stemmen ver weg -
weemoed van lenteschemer...
We stonden altijd op de brug.
We bleven lang staan
in blauwende avonden
als de snoeken sloegen
- we zagen de kringen groeien,
zagen de baan van de maan
als een grillige slang
in het overjarig riet...

De fietsen van de jongens tegen het hek...
De echo's van het land, een verre lach,
een golf van seringengeur,
gedempte gesprekken,
lentenacht.

Bengt Gunnar Ekelöf, uit: Non serviam

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...