Doorgaan naar hoofdcontent

"Ach, wie ist es schön, schön ist es doch. In der Luft ist's so schön, so schön, so schön, so schön. Liri, liri li, schön ist's in der Luft."

Op dat schreeuwlelijke gedoe dat 'Boekenfestijn' heet, heb ik zodoende een heel klein vogel-cv'tje met me naar huis mee weten te slepen. Nuja, slepen. Het boekje telt - noten, literatuurlijst, namenregister en verantwoording inbegrepen - hooguit honderdtwintig pagina's, weegt ongeveer evenveel als een kakelvers vogelei en gaat uitsluitend over één en dezelfde lyrische vogel: de leeuwerik. Filosoof Ton Lemaire schreef dit etno-ornithologische kleinood om twee redenen bijeen. Enerzijds trekt 's vogels geestdriftig liedje Lemaires aandacht al van sinds hij zelf uit het ei was en anderzijds beloofde de geschiedenis van de menselijke vindingrijkheid ten overstaan van deze vogel een bijzonder rijke oogst. Daarom ook dit boekje dat als een soort leeuwerikenbloemlezing dienst kan doen: geput uit volksgeloof, verzen en liederen. Of zoals wetenschapper Lemaire het in zijn leeuwerikenvoorwoord zelf benoemt: "Bovendien heb ik geprobeerd die uitingen te plaatsen in een cultuurhistorische context. Het is, ten slotte, ook een voorbeeld van de manier waarop mensen met dieren zijn omgegaan en daardoor uiteindelijk een bezinning op de plaats van de mens in de natuur."

Van veldleeuweriken tot gekooide en/of romantische leeuweriken. De leeuwerik als heraut van de dageraad, als vrolijke vogel of zingend tussen hemel en aarde. Er zijn christelijke leeuweriken en muzikale, net zoals er leeuweriken zijn bij Gezelle en in de muziek. Kortom, je kan het zo leeuwerik niet bedenken of 't staat in 't boekske van één der scherpst observerende en raak noterende antropologen onzes: mijnheerken Lemaire. Het volledige gezang, van leeuweriken en andere vogels, vinden vogel- en leesratten in Tons in 2007 verschenen magna avis 'Op vleugels van de ziel: vogels in voorstelling en verbeelding'.
En hoe goed de gekooide vogel - tevens zinnebeeld van de nooit te dwarsbomen kracht van een natuurlijke aanleg - ook te drinken en te eten krijgt, wist zelfs de laat-antieke filosoof Boëthius te opperen dat...

Toch hupt het rond in zijn nauwe behuizing,
Dierbare schaduw ontwarend der wouden,
En met de pootjes vertrapt het zijn eten,
Droevig verlangt het en klaagt om zijn bossen,
Bossen bezingt het in lieflijke wijsjes.

En een hoofdstukje daarvoor schrijft Ton Lemaire over de Europese graden van vogelvriendelijkheid: "In ieder geval zijn Engelsen, Schotten, Welshmen en Ieren bepaald vogel-'minded' te noemen.(...) Er lijkt een duidelijk verschil in vogelvriendelijkheid te bestaan tussen de Britten en de omwonende volken enerzijds en die rond de Middellandse Zee anderzijds; tussen volken met een Germaanse en Keltische achtergrond en die van een Romaans/Latijnse herkomst. Zowel het vogelen als sport alsmede de belangstelling voor de vogel in de folklore, de poëzie enzovoorts als ook de bescherming van vogels zijn vroeger en beter ontwikkeld in Noordwest-Europa dan in het zuiden." Zijn Portugal, Griekenland en Spanje - die door de kredietcrisis en de daaropvolgende recessie hun economie in elkaar zagen storten waardoor de werkloosheid in deze landen én hun begrotingstekorten al snel opliepen en bijgevolg hun kredietwaardigheid dreigde te worden verlaagd - daarom vandaag in ernstige financiële problemen terechtgekomen? 't Is met de schuifelende economie van een land ook een beetje zoals met de springerige leeuwerik bij de Brugse priester-leraar Gezelle...

Leeuwerke in den hemelstreken
blijft gij nimmer, nimmer lang,
maar gij moet het lied afbreken
van uw blijden morgenzang.


De leeuwerik: cultuurgeschiedenis van een lyrische vogel / Ton Lemaire.- Amsterdam: Ambo, 2004.- 123 p.- ISBN 9026318480

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...