De Federal Reserve en pantoffelplantjes: leveranciers van drama's verbonden aan het verplaatsen van een decimaal.
Schrijver en oud-rechtenstudent Adam Haslett levert, na zijn bijzonder actuele laatste boorling 'Union Atlantic', in de meest recente literaire bijlage bij het dagblad 'De Morgen' opnieuw een aantal heel pertinente - op onze globale economie spugende - uitspraken: "Net voor de crisis losbarstte stonden de banken in voor 40% van het Amerikaanse bbp, en dat terwijl zij nuchter gesproken niets produceren.(...) Het kapitalisme heeft de natiestaat overwonnen, en dat komt vooral doordat het kapitaal internationaal is geworden.(...) Het verontrustende is dat ook de bankiers gezien hebben dat de staatsinterventie gewerkt heeft. Onze economie is niet ingestort. Hun bereidheid om echte veranderingen door te voeren is daardoor bijzonder klein. Oké, denken ze wellicht, we hebben misschien wat overdreven, maar fundamenteel zaten we juist. Het was een griepje, en dat komen we wel te boven.(...) Je zou kunnen zeggen dat in Doug (ex-militair, afdelingshoofd expansie bij 'Union Atlantic' - de vierde grootste zakenbank in de Verenigde Staten - en hoofdpersonage in Hasletts gelijknamige roman) de twee belangrijkste cultuurfenomenen van het laatste decennium samenkomen, risicokapitalisme en militarisme. Volgens mij spruiten beide voort uit eenzelfde bron: mannelijke agressie. Zijn relatie met Nate berust op macht, niet op liefde. Intimiteit ziet hij als machtsontplooiing. Misschien dat dit als metafoor voor de manier waarop de VS de rest van de wereld behandelen wat ver gaat, maar er is toch zeker iets van aan. En in feite is dat een zielige bestaanswijze, zoals blijkt uit het leven van Doug. Je kunt hem geen gezond mens noemen. Hij heeft zichzelf niet in de hand."

Na dit interview wist ik absoluut zeker welk boek ik binnenkort achter mijn kijkers diende te steken. Tot ik afgelopen nacht sofagewijs in het in 2005 herdrukte en wondermooie debuut 'Nachtschade' van oud-leraar en gewezen AKO-winnaar Jan Siebelink lag te peuteren. In deze bundel staat godzijdank het kleurrijke kortverhaal 'Witte chrysanten' afgedrukt. De nogal intieme tekst verhaalt ook over economie. Zij het dan over de iets minder globale, schrijf maar gerust de heel lokale. Die van de Velpse kleine protestantse christelijke bloemkwekerij van Siebelinks vader: "..., vlak bij de grote stad. Midden in het dorp, maar van alle kanten omsloten door hoge haagbeuken waardoorheen braamstruiken groeiden. Aan één kant grensde zijn idyllische bedrijf aan de katholieke begraafplaats. Een enorm Christusbeeld, gedeeltelijk overhuifd door een treurberk, stak boven de heg uit. Als jongen mikte ik vanaf de waterbak, die aan het middenpad lag, op het treurende hoofd met een katapult en ik heb me zelfs wel eens verbeeld dat ik van dat gemartelde gelaat stukjes traan heb afgeschoten. Mijn vader verafschuwde het beeld."
En over 's vaders manier van zaken doen, schrijft Jan aandoenlijk: "Soms kregen mijn moeder en ik hem zover dat hij een zaak zou opbellen om te vragen of deze nog planten kon gebruiken. De nood was dan hoog gestegen, want enkele duizenden calceolaria's - pantoffelplantjes in de volksmond - waren tegelijk in bloei gekomen. Hier was geen terugsnijden mogelijk. De min of meer gedwongen telefonades hadden zelden succes; hij sprak zacht, bang de ander te verstoren met zijn aanbod. Legde hij na het gesprek de hoorn op de haak en was er geen plant verkocht, dan zei hij opgewekt-berustend: 'We hebben in ieder geval ons best gedaan. Meer kunnen we niet doen, we moeten het verder overlaten.'"
In sommige gevallen overwint (de gedachte aan) het kapitalisme zelfs de drempel van de deur van een kleine Oost-Hollandse middenstander niet. Soortgelijke gevallen én pantoffelplantjes zeggen me, achteraf gelezen, meer dan datgene waarmee de Fed zich dagelijks bezighoudt. Of zoals de brave vader in Siebelinks 'Witte chrysanten' het op zondagmorgen in de kamer luidkeels bijbels zingt: "Stelt op prinsen geen betrouwen!"
Reacties