Daar het vandaag opnieuw dinsdag is, een kakelverse maand zich andermaal heeft aangemeld en ook de schotels wederom dienen gedaan, kan enkel de poëzie ons nog redden. Geef ons heden een zeldzame woensdag, het eindeloze slot van een maand en een altijddurend potten- en pannenvrij aanrecht! Of doe zoals gewoonlijk en verlicht met je interpunctieloze, verwachtingsvolle regels onze vastgelopen zeden. Alvast bedankt, lieve poëzie.
Het is beslist onbegrijpelijk hoe wij
Het is beslist onbegrijpelijk hoe wij
in die jaren van gemis en grote
onzekerheid, hoe wij in die allerminst
vruchtbare jaren niet zwaaar
of ongeneeslijk ziek zijn geworden.
Hoe wij, door de stad ongezien
door de vrienden uitgelezen
met liefde opgeborgen, ontwaakten
telkens weer, denkend: is het dit
waarop wij jarenlang gewacht hebben
en de killige ochtend geen
antwoord gaf.
Hoe wij, nu volstrekt vergeten
vrienden, melancholiek met de lepeltjes
tegen de gekregen kopjes tikten
en niets dan vragen als rook
de kamer werden ingestuurd.
Hoe wij onszelf doorheen de koudste
dagen in de misleidende stad hebben
gevoerd is welhaast onbegrijpelijk.
En hoe wij met wat men weemoed
pleegt te noemen eraan terugdenken
is beslist nog minder
te achterhalen.
Miriam Van hee, uit: Het karige maal (1978)
Reacties