Doorgaan naar hoofdcontent

Hebbeltje, Freddy en Leo: alledrie in één schrift!

"Je mag je tranen niet tellen. Als je vindt dat je al zoveel tranen hebt vergoten, dan stop je helemáál niet meer met huilen. De gedachte: zoveel pijn heb ik in het verleden reeds geleden, wordt een nieuwe pijn. Waar is dan het einde?"

Friedrich Hebbel schreef, naast een aantal lauw ontvangen gedichten en stukken proza, voornamelijk toneel. Het midden van de negentiende eeuw, boven- en onderaan Duitsland en stukjes Frankrijk, Italië en Denemarken kleurden zijn persoonlijke paspoort. Voor de decors van zijn theaterwerk greep deze onfortuinlijke, ongeschoolde Hegeliaan vaak terug naar de klassieken en de bijbelse verhalen uit het Oude Testament. Het opkomende liberalisme en de wild om zich heen slaande industrialisering in de Duitse Bond van rond 1850 waren voor Friedrich Hebbel tekenen van de realiteit van de wereld om ons heen: onbelangrijk en volledig offervrij! Wel van betekenis en verwikkeld in een immense tweestrijd met diezelfde realiteit: het diepste innerlijke van de mens, de binnenzijde van ieder individu. Zo vol van inhoud voor Hebbel dat hij dacht van hieruit - tenslotte bezat de man, met een moeilijke jeugd en een zwervend bestaan boordevol armoede, zelf een heel mooie innerlijke carrosserie - drama te moeten schrijven. En dat deed hij dan ook. Nog interessanter zijn 's mans dagboeken die hij vanaf 1835 systematisch begon bij te houden. Toen hij amper zesentwintig(!) was, pleegde een zwaarmoedige Friedrich Hebbel bovenstaande, wonderware dagboeknotitie.


Iemand die in onze contreien voortdurend de eigen tranen loopt te tellen en zijn hernieuwde pijn steeds weer in dagboekvorm en dichtregels aan de lezer tracht te brengen, heet Leonard Nolens. Voor Nolens-adepten, zoals ondergetekende, hoeft de vraag naar waar dat einde dan precies hinkelt helemaal niet beantwoord. "Nirgendwo und bitte, dauerhaft!", zou Hebbel dan in zijn beste Duits aan Leonard hebben toevertrouwd. Zeker indien Herr Friedrich, vanuit de kamer met belangwekkende dramaschrijvende overledenen in het hiernamaals, met oplettende gedachten Nolens' dagboekopmerking van vrijdag 11 juni 1993(!) zou lezen: "Heeft de kunstenaar die aan zijn leed bezwijkt, gefaald in zijn werk? Als ik mij morgen van kant maak, heb ik dan slecht geschreven?"
Dagboeken en literatoren: dat Hegelianen daar maar eens een synthese aan breien!

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...