Doorgaan naar hoofdcontent

Congo: zo d'ouden zongen, noch piepen de jongen.


Bovenarms, onderarms en zijarms. Zo zal het er de komende weken, zo niet maanden en jaren, opzitten tussen bioloog en Knack-redacteur Dirk Draulans en schrijver-archeoloog David Van Reybrouck. Woord, wederwoord, wederwoord op wederwoord, wederwoord op wederwoord op wederwoord,... In de laatste Knack eigende die eerste zich immers de volle drie tijdschriftbladzijden toe om het zelfverklaarde 'mangum opus' van Congokenner Van Reybrouck eventjes met de grond gelijk te maken. Wetenschapper tackelt wetenschapper. Met alle recht natuurlijk, zeker als mensen in je eigenste vaarwater komen. Want, in voetnoten van de betere eindverhandelingen over het Belgische koloniale verleden, wil Draulans wel eens opduiken als kenner van onze onlangs jarige oud-kolonie. 't Komt eigenlijk allemaal hier op neer: krullige Draulans stoort zich aan het gegeven dat dit Congowerk als non-fictie aan de man wordt gebracht. Na David Van Reybroucks foutieve ontmaskering van Longin Ngwadi, de nu al legendarische sabeldief van koning Boudewijn bij de onafhankelijkheid van 's mans kolonie, waarvan de auteur achteraf zelf heeft toegegeven dat hij fout zat, hekelt Dirk Draulans, als de journalist-wetenschapper van 'de check en de dubbelcheck', tal van andere wetenschappelijke onvolmaaktheden in dat Congoboek van snotter Van Reybrouck. Zo verwart Van Reybrouck, dixit Draulans, de berggorilla met de oostelijke laaglandgorilla, verwisselt hij het Kahuzi Biega Nationaal Park met dat van de Virunga en neemt hij Paul Bonga Bonga voor Léon Mokuna, de allereerste Congolese voetballer op onze Belgische groene velden.

En dat de jonge Van Reybrouck in zijn Congowerk moeite heeft met echte verontwaardiging staat in Draulans' donderpreek ook hier en daar te lezen. Kortom: ene verdienstelijke wetenschapper geeft andere jonge, ambitieuze en fantasie voor werkelijkheid verkopende wetenschapper op de Congopoep: "Van Reybrouck is uiteraard ook beïnvloed door het intellectuele milieu waarin hij bij voorkeur vertoeft. Als je België zou benaderen vanuit de intellectuelencafés in de buurt van de Brusselse Dansaertstraat, krijg je ook een ander beeld dan wanneer je onbevangen door het land zou trekken.(...) Toen hij in een televisieprogramma moest toegeven dat hij in de fout was gegaan met de identificatie van de sabeldief, en dat als een bagatel probeerde af te doen, zei hij dat je als je een kathedraal hebt gebouwd, niet wakker ligt van een hondje dat tegen de gevel komt plassen. Een kathedraal? Misschien, maar dan wel een die in lang vervlogen tijden door kolonialen is gebouwd en sindsdien zwaar is aangetast door de Congolese natuur."
En of dat nog niet voldoende is: Marc Reynebeau, nog zo'n oud-Congogediende, doet in de voorlaatste Standaard der Letteren precies hetzelfde met een ander Vlaamsch schrijvend jonkie dat zich onlangs héél overmoedig, samen met vriend en Jef Geeraerts, een weg doorheen de Congolese rimboe baande: Erwin Mortier. En ook dit joenk moest, in opdracht van zijn uitgever, een boekje schrijven over de belevenissen van dit trio dolle gekmakers in dat verre Congo. Ik citeer Reynebeau: "Mortier vermijdt het cliché, maar er valt nogal wat spreekwoordelijke hitte als een klam deken op hem wanneer hij ergens uit een vliegtuig stapt.(...) Zoals wel meer Congo-reizigers verkeert Mortier tijdens zijn elfdaagse tocht eerst lang in de comfortabele cocon van luxehotels, terreinwagens en het gezelschap van de Belgische gemeenschap. Een wereld die erg geïsoleerd is van 'het volk' waarnaar Mortier nochtans 'het nieuwsgierigst' beweert te zijn."
Enfin, noem het gerust castratieangst onder de schrijvende oud-kolonialen jegens de nieuwe jonge garde. Ze zouden de lezer maar eens kunnen besmetten met valse, zelf bedachte uitvindsels. En zonder kapmes de Congolese jungle in? Foei! De stoefers. Laat ons stellen dat David Van Reybrouck geschreven heeft zoals een Congolees zijn verhalen aan de toerist tracht te brengen. "Als ze merken dat ze geen verhalen meer te vertellen hebben, zullen ze er verzinnen, om bezig te blijven. Als ze merken dat bezoekers geïnteresseerd zijn in hun verhalen, zeker als ze veronderstellen dat die bezoekers geld hebben, zullen ze trachten hen aan het lijntje te houden," aldus Draulans in zijn eigenste kritische Congowoorden. Kortom: Van Reybrouck als Congolese verteller en de Europese verhalenliefhebber als Congobezoeker.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...