"Maar waarom hebben de christenen hun hel in een ander leven geplaatst? Kennen ze dan Hamme of Zele niet? Kennen ze dan Vlaanderen niet?"

"Dat oog ben ik al dikwijls tegengekomen op mijn reis door Vlaanderen. Ik heb het zien hangen in de cafés van Zeveneken, Hamme en Zele, op de buiten rond Oudenaarde, Kortrijk en Tielt, overal waar de arbeiders 's zondags soms een uurtje bijeenkomen om uit te rusten en te vergeten. Ik zeg in mezelf: 'God, wat doet gij hier toch? Waarom herinnert gij niet liever de kasteelheren en de eigenaars aan uw aanwezigheid, de regeerders, de ministers, allen die de armen uitzuigen, die van hun werk leven en hen onderdrukken? Waarom bedreigt ge de bisschop en de priester niet met een straf als zij zich van uw naam bedienen om een onrechtvaardig systeem overeind te houden? Bedreigt gij dan alleen met een eeuwige straf al wie zijn leven niet in geluk en vreugde, maar in arbeid en lijden doorbrengt? Is dat de goddelijke rechtvaardigheid? Staat die dan lager dan onze armzalige menselijke gerechtigheid? Men zegt van u dat gij zo groot en zo machtig zijt: wat kan het u schelen, een vloek, een kreet van woede en verzet van een arme boer, een arme Vlaamse arbeider?'
God, ik bergijp u niet."(*)
In politieke tijden van volop informeren, elkaar besnuffelen en bestuderen hoe diep de wateren staan aan beide kanten van de taalgrens, kan ik de heren politici alvast één buitengewone informateur als voorbeeld in de handen schuiven: Auguste De Winne.
In 1902 verscheen zijn boek A travers les Flandres bij een Gentse volksdrukkerij. De Nederlandse titel Door arm Vlaanderen, waarin de krantenartikels werden gebundeld die De Winne in 1901 in de socialistische periodiek Le Peuple naar aanleiding van zijn Vlaamse informatieronde publiceerde, doet waarschijnlijk meer klokken luiden. Ook inhoudelijk is dit boekje, voor de liefhebber van het betere verarmde en door ronddwalende priesters gedomineerde Vlaanderen omstreeks vorige eeuwwisseling, een klepper van jewelste. De lezer stapt, dankzij de vlotte schrijfstijl en de beeldrijke beschrijvingen die dit verslag nog wat extra cachet geven, hand in hand met Brussels journalist Auguste De Winne en zijn Gentse socialistische collega Karel Beerblock doorheen verarmd Vlaanderen. De Knesselaarse 'mierenjagers', de West-Vlaamse 'Fransmans', de Boomse steenbakkers, de Geraardsbergse lucifermakers en zoveel andere Vlaamse sukkelaars staan langs De Winnes tocht. Allerlei toenmalige arbeidsvaardigheden en -procedures zoals 'spinnen', 'weven' en 'colporteren' worden in Augustes verslag voor eens en voor altijd op papier gezet. Onderweg naar de kust pikken de Winne en zijn compagnon nog het straattheater van de Brugse Heilige Bloedprocessie mee, alwaar de journalist bijna stikt in zijn onderweg opgelopen, oncontroleerbaar antiklerikalisme. Na de allerlaatste halte bij de garnaalvissers van de Panne richt Auguste De Winne zijn smeekbede vol medelijden uiteindelijk tot de Belgische schrijver Camille Lemonnier. Of hij het dichterlijke beeld van de zachte moeder Vlaanderen in zijn roman Le Vent dans les Moulins ietwat zou bij willen stellen. Daarvoor wil De Winne zelfs graag met Lemonnier koste wat kost terug de Vlaamse boer op: "Want Vlamingen zijn een naarstig volk dat alleen aardappelen en brood kan eten en dat door voedselgebrek langzaam maar zeker het slachtoffer van een degeneratie wordt."
Gehoord, Vlaamse wetstratezen?
(*) Uit: De Winne, A., Door arm Vlaanderen, 2001, Leuven, Van Halewyck, p. 146-147.
(*) Uit: De Winne, A., Door arm Vlaanderen, 2001, Leuven, Van Halewyck, p. 146-147.
Reacties