"Het was mij niet gelukt je enige manieren bij te brengen, net zomin als ik je eetgewoonten had kunnen beïnvloeden."

In de verhalenbundel 'Dierenverhalen' van de onvolprezen, sombere dierenvriend L.H. Wiener eindigt 's schrijvers brief aan Kato de kraai héél zelfzuchtig liefdevol als volgt:
"In de nacht na ons afscheid sliep ik nog slechter dan niet. Sataniese sluimeringen beklemden mijn gemoed.
Liever staarde ik urenlang naar de langzaam zichtbaar wordende nokbalk die het dak van mijn huis bijeenhield. Steeds sterker beseffend dat ons leven niet alleen bestond uit een groot verlangen naar wat onbereikbaar was, zoals sommigen beweerden, en evenmin uit een groot medelijden, zoals weer anderen verkondigden, maar voornamelijk uit een alles overvleugelend en almaar groeiend schuldgevoel, gedurende de gehele tijd dat wij bestaan.
Ik ben de volgende ochtend vroeg weer teruggegaan naar het Wilgenbos om je nog te zoeken, nadat de stilte van de aanbrekende dag me bijkans wurgde, maar ik kon je niet meer vinden. Evenmin als de eendagskuikens overigens, hetgeen me niet geruster stemde.
Ik mis je erg en hoop dat je dood bent."(*)
Liever staarde ik urenlang naar de langzaam zichtbaar wordende nokbalk die het dak van mijn huis bijeenhield. Steeds sterker beseffend dat ons leven niet alleen bestond uit een groot verlangen naar wat onbereikbaar was, zoals sommigen beweerden, en evenmin uit een groot medelijden, zoals weer anderen verkondigden, maar voornamelijk uit een alles overvleugelend en almaar groeiend schuldgevoel, gedurende de gehele tijd dat wij bestaan.
Ik ben de volgende ochtend vroeg weer teruggegaan naar het Wilgenbos om je nog te zoeken, nadat de stilte van de aanbrekende dag me bijkans wurgde, maar ik kon je niet meer vinden. Evenmin als de eendagskuikens overigens, hetgeen me niet geruster stemde.
Ik mis je erg en hoop dat je dood bent."(*)
Blindheid aan het ene oog van zijn zwarte gevleugelde en een in de lucht hangend burengerucht noopten de toen vijftigjarige schrijver L.H. Wiener tot een afscheid van kraai Kato. In een geleend kattenmandje, vanuit de kofferbak aan de rand van het Wilgenbos in de Flevopolder. Zo werd het vertrek vereeuwigd. De blindheid werd veroorzaakt na een aanval van een nachtelijke monsterkat. En het burengerucht dampte alsmaar verder aan als gevolg van Kato's voortdurende, onheilspellende geschreeuw. L.H. Wiener: "Burengerucht, het burgerlijkste van alle geruchten, waarvoor ik immer nauwgezet op mijn hoede was geweest. Verre vrienden stichten zelden onmin, maar buren vormen een voortdurende oorlogsdreiging." Volgens Jeroen Brouwers is er in de huidige Nederlandse letteren geen schrijver zo verwaarloosd als L.H. Wiener. In mijn geval alvast geen burengerucht.
(*) Uit: Wiener, L.H., Dierenverhalen, 2009, Amsterdam, Contact, p. 149-150.
Reacties