
... dan waren dat steevast blauwe Bastos. Hij heeft me nooit verteld waarom maar sinds deze week ken ik, dankzij een rommelmarktvondst van het vertederende 'Soldatenleven: eene bijdrage tot de oorlogs-folklore van den Vlaamschen soldaat', de reden hiervan. Ferdinand Droogakkers, oftewel vader zaliger, was tijdens de eerste grote wereldbrand aan Belgische zijde immers vrijwillig brancardier. Dat heette toen ''t vervoerkorps' of het 'corps des transports'. En al die mannen hadden, onder 't verslepen van doden en gewonden naar de tweede frontlinie, ter herkenning zo'n blauwkleurig schildje op de vestkraag. En tijdens de beschietingen was het onder de soldaten aan weerszijden van de stellingen not done deze vervoerlieden te bestoken. Die mannen mochten gewoon hun werk doen. Net zoals straatvegers van de stedelijke opruimdienst dat vandaag mogen doen. In die tijd, zo wil het verhaal, waren de Bastos-sigaretten in blauwkleurige pakjes heel vermaard onder brancardiers. En om de tijd te doden en te verroken, sloegen ze daarom massaal aan de blauwe Bastos. In de jassentaal, het typische vocabularium van de frontsoldaat, gaven deze sigaretten dan ook vaak aanleiding tot beeldspraak alom. De vervoerlui werden 'blauwe vlammen' of 'blauwe Bastossen'. En zo gebeurde het dat over de dorpen achter 't front waar de brancardiers lagen ingekwartierd werd verteld dat 'de blauwe Bastossen het dorp hadden ingenomen' of dat 'het dorp vol Bastos of vol blauwe kols lag'.
Ook na de oorlog rookte mijn vader als vrijwilliger verder van zijn gekende merk. Al was het maar om nog eens te kunnen gaan zien of er in de keuken, waar moeder vaak hard schreiend en heel gewelddadig met pluimvee tekeer ging, geen slachtoffers waren gevallen. En ik dan, als snotaap van zevan of acht, in 't geniep aan zijn blauwe Bastos-peuk.
Soldatenleven: eene bijdrage tot de oorlogs-folklore van den Vlaamschen soldaat / Evermar Van Moere. – Leuven : Vlaamse boekenhalle, 1919. – 139 p.
Reacties