
In het laatste oorlogsjaar van de Eerste Wereldoorlog begon mijn moeder, gevraagd naar haar mening over België en het feit dat vader overwoog om als vrijwilliger achter het front de Vlaamse zaak te gaan dienen, haar visionaire woorden als volgt: "Geen klaarder bewijs voor de eenheid van ons volk dan het eender voelen van Vlaming en Waal wat de essentieele waarden des levens betreft: geloof, familiezin, liefde voor de vrijheid, noeste werkzaamheid. Is het niet ijdel, lieve Ferdinand, te blijven twisten op het rasverschil, wanneer zooveel banden Vlaanderen en Wallonië verbinden? België is een feit. Er is een Belgische verbondenheid; niet alleen door historische banden, maar door eeuwenoud samenvoelen. Men is even wars van dwang en vreemde inmenging, even tuk op vrijheid en onafhankelijkheid te Luik als te Gent."
Ik weet nog dat vader, bij deze uithaal van moeder en ondanks zijn rode hart, heel groen wegtrok en prompt besloot om op zijn Vlaamse stappen terug te keren. Maar moeder was bijlange na nog niet uitgeklapt: "Eén land, maar omvattende twee taalgemeenschappen. En dat is een zegen en geen ramp, Ferre!" Ferdinand, want zo heette mijn vader voluit, werd, afhankelijk van de gloed van de vlammen in moeders keelgat, Ferre. En ze ging giftig verder: "Ons volk staat aan den tweesprong van twee culturen: de Latijnsche en de Germaansche. Door het Fransch is het in voeling met deze Latijnsche beschaving die de christene beschaving is. Door het Vlaamsch blijft het vastgeankerd in den vadergrond, kan er de rijke sappen uit zuigen van Germaansche fantazie en poëzie - wat ontsnapt aan de klaarheid van den Franschman." De opgewekte aandacht bij mijn vader werd, vooral door die vadergrond en dat zuigen, alsmaar heviger. Hij schoof, onder moeders verder fulmineren, een stoel onder zijn achterste. Want het was hog niet gedaan en bovendien sprak moeder zoals ze schreef: "De Waal ook heeft een ondergrond van Germaanschheid, die zich uit in meer melancholie, meer sentimentaliteit dan bij den cerebralen Franschman. Trouwens het kruisen van 't bloed tusschen Wallonië en Vlaanderen brengt daar ook machtig toe bij. Wat den Vlaming aangaat, is voor hem de kennis van 't Fransch een onschatbare weldaad, want het Fransch is een wereldtaal. Door haar blijft de Vlaming in contact, niet alleen met de Latijnsche beschaving, maar ook met de groote geestesstroomingen die door de wereld gaan. Zonder bij te rekenen dat de kennis van die twee talen - een latijnsche, een germaansche - den Vlaming in staat stelt zeer gemakkelijk vreemde talen aan te leeren: door het Vlaamsch, alle Noordertalen: Duitsch, Engelsch, Scandinaafsch; door het Fransch, de latijnsche: Italiaansch, Spaansch,..."
Van dat laatste was mijn moeder niet zo zeker. Ze was tenslotte maar tot aan haar twaalfde naar school geweest. Feit was dat moeder, na haar Belgische furie, terstond haar oude boekstavendoos uit de kast haalde en dat ik toen voor de allereerste keer kennis maakte met de lettervolgorde van ons Arabisch alfabet. Dus: dankzij mijn arme vader die naar den Vlaam wou, heb ik, als kleine jongen, al heel snel leren lezen en schrijven. Iets waar de toenmalige Vlaamse voormannen alvast heel fel over te spreken waren.
Gestalten in ‘t verleden / M.E. Belpaire. – Brugge : De Kinkhoren, 1947. – 377 p.
Reacties