Nog tot 30/01/2011 in de oude biercatacomben van het Brusselse Wiels: de belangeloze Francis Alÿs met zijn aanlokkelijk verhaal van misleiding. Graag het woord aan Jef Lambrecht die ter plaatse was. Van tussen wolkenkrabbers van kolommen in dagbladstad De Morgen gaf hij afgelopen vrijdag een verklaring voor dit zeldzame kunstverschijnsel. Verlangend naar rechtstreekse interventies van televisiereporters voor de deuren van hedendaagse kunstencentra zou dit dan als volgt geklonken hebben...
Bavo: "Jef? Wat denk jij over de situatie Francis Alÿs? Is die nu onder controle?"
Jef: "Wel, Bavo. Grootmoedigheid is wat Alÿs’ poëzie onweerstaanbaar maakt, maar zijn grootmoedigheid buigt niet. Ze is van een hoge esthetische gevoeligheid, betracht perfectie maar geen virtuositeit, en ze drukt de toeschouwer met de neus op de feiten. De poëzie, de balans van beeld en boodschap, de dans van onthullen en verbergen, behoeden Alÿs voor de valkuilen waarmee de politieke kunst helaas is bezaaid. Alÿs bewaart onder alle omstandigheden een raadselachtige glimlach."
Bavo: "Dat van die glimlach kan ik nog verstaan, Jef. Toch wordt de situatie door omstaanders, zoals in Jeruzalem waar een verfgrens werd getrokken tussen joodse en Palestijnse gebieden, alsmaar meer poëtisch genoemd. Soms wordt zij politiek en dan weer poëtisch. Kloppen deze geruchten, Jef?"
Jef: "Op de vraag of kunst kan leiden tot maatschappelijke verandering is zijn antwoord pretentieloos maar complexer dan het sproeien van 60 liter groene verf doet vermoeden, Bavo. Alÿs weeft in het historisch knoopwerk van een plaats een draad. Hij zoekt in te werken als de trage gist van stadslegendes, en herinnert eraan dat het geloof bergen verzet."
Bavo: "Oké, Jef. Bedankt!"
Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.
Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...
Reacties