Doorgaan naar hoofdcontent

Dé boeken van het afgelopen jaar: gelezen maar niet noodzakelijk verschenen in 2010 (1).

Naar aloude traditie heb ik het afgelopen jaar selectief gewikt, gewogen en gelezen. Niet noodzakelijk in voorgeschreven volgorde. Een universele houding die ik alle trage lezers, bij een teveel aan heel fijne uitgaven, overigens heel hard kan aanraden. In tijden van lijsten, opsommingen en overzichten wil ik, verspreid over drie blogposts, aan alle online vrienden mijn drie favoriete boeken van het afgelopen jaar kwijt. Twee van de drie zijn geen recente uitgaven. Maar, wegens niet gebonden aan commerciële doeleinden, geen manco. Langs mijn eigen oude kijkers liet het geschrevene in deze drie boeken alvast luide knallers van bijzondere indrukken na. Een zoveelste bezoek aan de oogarts bij deze in de agenda genoteerd. Tijd voor het eerste brokje vuurwerk...


"Een Duitse onderkorporaal van de reserve, in het burgerleven hoogleraar Romaanse talen in Göttingen, moet een groep Franse krijgsgevangenen van Maubeuge naar Duitsland escorteren. In de verte bulderen de kanonnen. Plotseling ziet de waarnemend luitenant dat zijn onderkorporaal in een hevige ruzie is verwikkeld met een van de Fransen. De Fransoos gebaart heftig met zijn handen, en de ogen van de onderkorporaal schieten vuur achter zijn brillenglazen. De luitenant rijdt erheen omdat hij gewelddadigheden vreest. Hij haalt de twee met een vloek uit elkaar. Dan legt de verontwaardigde onderkorporaal uit dat de gevangengenomen Fransman, die kapotte laarzen draagt die met veters zijn gerepareerd, vroeger hoogleraar aan de Sorbonne is geweest. De twee heren hadden ruzie met elkaar gekregen toen ze het oneens waren over het gebruik van de conjunctief in de oudere Provençaalse dichtkunst."

Als De Morgen-recensent en romancier Joseph Pearce zijn boekenbeoordelings-vermogen aan goedkope lompen krantenpapier toevertrouwt, kan je er doorgaans de honden op los. Als De Morgen-recensent en romancier Joseph Pearce de lezer een boek aanraadt, starten diezelfde honden meestal het kluiven. Voor 2010 was het weer prijs, kwijlende reuen aan de voederbak in mijn keuken. Vergeet de vertaalde 'Vrijheden' en de wegens onvoldoende subsidies moeilijk als te vertalen te slijten 'Congo's' van deze wereld. En ziedaar... 'De schoonheid en het verdriet van de oorlog'. In Zweden in 2009 wekenlang in allerhande boeken top tienen. Voor ons, Nederlandstaligen, in 2010 zomaar voor het grijpen bij Spectrum. Negentien portretten over bijna zeshonderd heerlijke pagina's woordplezier uitgegoten. In dit boek nu eens geen zoveelste 'watten' over de Groote Oorlog maar eerder 'hoe's'. Negentien levensverhalen van nobele onbekenden over hoe zij die grote wereldbrand geserveerd hebben gekregen. Een overrompelend en tegelijkertijd heel intiem schilderij.
De spits wordt afgebeten door de lichtgevende Elfriede Kuhr, een twaalfjarig meisje met rossige vlechten en groene ogen. Begin augustus 1914 loopt zij, vanuit de ouderlijke woonst aan de Alte Bahnhofstrasse in Schneidemühl, samen met haar broertje het wegmarcherende 149e infanterieregiment in een bijna hysterische toestand uit te zwaaien: "Daar komen rij na rij soldaten in grijze uniformen, met korte laarzen van licht, ongelooid leder, met grote rugzakken en punthelmen met grijze stoffen overtrek. Voor hen uit loopt een militair orkest, en nu ze het station en de mensenmassa naderen, beginnen ze die melodie te spelen die iedereen zo goeg kent. De soldaten zingen, en als ze bij het refrein komen, vallen de toeschouwers meteen in." Zo ging dat toen, in het oosten van Duitsland. Net zoals in de rest van Europa.
Elfriede wordt in deze reeks verzamelde portretten overigens omringd door heel wat schoon, jong en onbekend volk: Andrej Lobanov-Rostovski, een genist uit het Russische leger; Kresten Andresen, een Deense militair in Duitse loondienst; Alfred Pollard, een infanterist uit het Britse leger; de Franse rijksambtenaar Michel Corday; Richard Stumpf, een matroos op een Duits slagschip; Willy Coppens, een Belgische gevechtspiloot; Rafael de Nogales, een Zuid-Amerikaanse cavalerist ten dienste van het Ottomaanse leger; Harvey Cushing, een Amerikaanse legerchirurg,... Een waar en onverbloemd leesspektakelstuk bijeengeraapt door de Zweedse historicus Peter Englund. Over een oorlog die, omwille van zijn immense wereldwijde omvang, in de geesten van gewone mensen blijvende en vaak identieke, nochtans los van elkaar ontstane, indrukken heeft nagelaten. Zeker naarmate diezelfde oorlog alsmaar langer bleef aanslepen. Van dat hoerapatriottisme uit die eerste maanden stond uiteindelijk geen spaander meer overeind. Alles kapotgeslagen door militaire blunders en blind vasthouden aan het toen immense geloof dat standhouden in alle dingen beter was dan er punten achterzetten.
Dit boek voorziet tussendoor ook plaats voor een aantal prachtige en zeldzame foto's over de oorlogsvoering in het Midden Oosten, het Italiaanse front, de Balkan en Oost-Afrika. Om de doorsnee Vlaming eraan te herinneren dat niet enkel zijn zware kleigronden de wereld deed vaststeken in een vier jaar durend ingewikkeld status quo. Zo had de Australische Olive King, die haar rijvaardigheden ten dienste stelde van het Servische leger, tussen de reparaties van twee wagens door toch nog de tijd om naar huis te schrijven: "Wees gezegend, lieve papa, ik hou zo veel van u, u zult nooit begrijpen hoe veel. Ik vraag me af of u me erg veranderd zult vinden. Ik weet dat de oorlog me tamelijk egoïstisch heeft gemaakt, en ik weet dat ik nu huiveringwekkend veel zelfstandiger ben dan ooit tevoren."
Een huiveringwekkende, mooie en zelfstandige collage WOI-portretten heeft die Englund daar bij elkaar geveegd. Recommended by Pearce and Droogakkers!


De schoonheid en het verdriet van de oorlog: ooggetuigen van de Eerste Wereldoorlog / P. Englund. – Houten : Spectrum, 2010. – 588 p.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...