
"Een Duitse onderkorporaal van de reserve, in het burgerleven hoogleraar Romaanse talen in Göttingen, moet een groep Franse krijgsgevangenen van Maubeuge naar Duitsland escorteren. In de verte bulderen de kanonnen. Plotseling ziet de waarnemend luitenant dat zijn onderkorporaal in een hevige ruzie is verwikkeld met een van de Fransen. De Fransoos gebaart heftig met zijn handen, en de ogen van de onderkorporaal schieten vuur achter zijn brillenglazen. De luitenant rijdt erheen omdat hij gewelddadigheden vreest. Hij haalt de twee met een vloek uit elkaar. Dan legt de verontwaardigde onderkorporaal uit dat de gevangengenomen Fransman, die kapotte laarzen draagt die met veters zijn gerepareerd, vroeger hoogleraar aan de Sorbonne is geweest. De twee heren hadden ruzie met elkaar gekregen toen ze het oneens waren over het gebruik van de conjunctief in de oudere Provençaalse dichtkunst."
Als De Morgen-recensent en romancier Joseph Pearce zijn boekenbeoordelings-vermogen aan goedkope lompen krantenpapier toevertrouwt, kan je er doorgaans de honden op los. Als De Morgen-recensent en romancier Joseph Pearce de lezer een boek aanraadt, starten diezelfde honden meestal het kluiven. Voor 2010 was het weer prijs, kwijlende reuen aan de voederbak in mijn keuken. Vergeet de vertaalde 'Vrijheden' en de wegens onvoldoende subsidies moeilijk als te vertalen te slijten 'Congo's' van deze wereld. En ziedaar... 'De schoonheid en het verdriet van de oorlog'. In Zweden in 2009 wekenlang in allerhande boeken top tienen. Voor ons, Nederlandstaligen, in 2010 zomaar voor het grijpen bij Spectrum. Negentien portretten over bijna zeshonderd heerlijke pagina's woordplezier uitgegoten. In dit boek nu eens geen zoveelste 'watten' over de Groote Oorlog maar eerder 'hoe's'. Negentien levensverhalen van nobele onbekenden over hoe zij die grote wereldbrand geserveerd hebben gekregen. Een overrompelend en tegelijkertijd heel intiem schilderij.
De spits wordt afgebeten door de lichtgevende Elfriede Kuhr, een twaalfjarig meisje met rossige vlechten en groene ogen. Begin augustus 1914 loopt zij, vanuit de ouderlijke woonst aan de Alte Bahnhofstrasse in Schneidemühl, samen met haar broertje het wegmarcherende 149e infanterieregiment in een bijna hysterische toestand uit te zwaaien: "Daar komen rij na rij soldaten in grijze uniformen, met korte laarzen van licht, ongelooid leder, met grote rugzakken en punthelmen met grijze stoffen overtrek. Voor hen uit loopt een militair orkest, en nu ze het station en de mensenmassa naderen, beginnen ze die melodie te spelen die iedereen zo goeg kent. De soldaten zingen, en als ze bij het refrein komen, vallen de toeschouwers meteen in." Zo ging dat toen, in het oosten van Duitsland. Net zoals in de rest van Europa.
Elfriede wordt in deze reeks verzamelde portretten overigens omringd door heel wat schoon, jong en onbekend volk: Andrej Lobanov-Rostovski, een genist uit het Russische leger; Kresten Andresen, een Deense militair in Duitse loondienst; Alfred Pollard, een infanterist uit het Britse leger; de Franse rijksambtenaar Michel Corday; Richard Stumpf, een matroos op een Duits slagschip; Willy Coppens, een Belgische gevechtspiloot; Rafael de Nogales, een Zuid-Amerikaanse cavalerist ten dienste van het Ottomaanse leger; Harvey Cushing, een Amerikaanse legerchirurg,... Een waar en onverbloemd leesspektakelstuk bijeengeraapt door de Zweedse historicus Peter Englund. Over een oorlog die, omwille van zijn immense wereldwijde omvang, in de geesten van gewone mensen blijvende en vaak identieke, nochtans los van elkaar ontstane, indrukken heeft nagelaten. Zeker naarmate diezelfde oorlog alsmaar langer bleef aanslepen. Van dat hoerapatriottisme uit die eerste maanden stond uiteindelijk geen spaander meer overeind. Alles kapotgeslagen door militaire blunders en blind vasthouden aan het toen immense geloof dat standhouden in alle dingen beter was dan er punten achterzetten.
Dit boek voorziet tussendoor ook plaats voor een aantal prachtige en zeldzame foto's over de oorlogsvoering in het Midden Oosten, het Italiaanse front, de Balkan en Oost-Afrika. Om de doorsnee Vlaming eraan te herinneren dat niet enkel zijn zware kleigronden de wereld deed vaststeken in een vier jaar durend ingewikkeld status quo. Zo had de Australische Olive King, die haar rijvaardigheden ten dienste stelde van het Servische leger, tussen de reparaties van twee wagens door toch nog de tijd om naar huis te schrijven: "Wees gezegend, lieve papa, ik hou zo veel van u, u zult nooit begrijpen hoe veel. Ik vraag me af of u me erg veranderd zult vinden. Ik weet dat de oorlog me tamelijk egoïstisch heeft gemaakt, en ik weet dat ik nu huiveringwekkend veel zelfstandiger ben dan ooit tevoren."
Een huiveringwekkende, mooie en zelfstandige collage WOI-portretten heeft die Englund daar bij elkaar geveegd. Recommended by Pearce and Droogakkers!
De schoonheid en het verdriet van de oorlog: ooggetuigen van de Eerste Wereldoorlog / P. Englund. – Houten : Spectrum, 2010. – 588 p.
Reacties