Doorgaan naar hoofdcontent

"Ik heb in uw boek over die pessoirs gelezen, dat die..."


Veel humor en misverstanden in boeken die doorgaans voor 'klassiek' worden gesleten. Ten bewijze daarvan een conversatie in een dokterskabinet in de voor Hans Fallada's bankrekening belangrijkste roman. Toen het boek in 1932 verscheen, schreef een criticus: "Het is een realistisch boek, waarin eenieder zijn vreugd en zijn verdriet zal weerkaatst zien. Maar het is eveneens een protest tegen de schaamteloze ongevoeligheid van de hedendaagse wereld. Daarom ligt in deze roman een rake waarheid besloten die recht op uw hart mikt en... het treffen zal." Vooral dat laatste hebben uitgevers, met het onlangs heruitgegeven en hertaalde Alleen in Berlijn, vandaag héél goed begrepen. Waarschijnlijk Fallada's beste, of toch zijn invloedrijkste. Het blijft nu wachten op een hertaling van zijn meest intieme en best verkochte 'Wat nu, kleine man?'

"Dr. Sezam zoekt op zijn schrijftafel naar de brief.
"U hebt me geschreven, mijnheer Pinneberg. U kunt nog geen kinderen gebruiken, omdat het u financieel niet convenieert."
"Ja," zegt Pinneberg, en hij voelt zich ontzettend verlegen.
"Maak uw kleren maar vast een beetje los," zegt de dokter tegen Engeltje en dan verder tegen Pinneberg: "En nu zoudt u een absoluut zeker voorbehoedsmiddel willen hebben. Ja, een absoluut zeker..."
Hij glimlacht sceptisch achter zijn gouden bril.
"Ik heb in uw boek over die pessoirs gelezen, dat die..."
"Pessaria, bedoelt u," verbetert de dokter. "Ja, maar die zijn niet voor iedere vrouw geschikt. En het is ook nogal omslachtig. Ik weet niet, of uw vrouw daar handig mee overweg zal kunnen."
Hij kijkt haar aan. Ze heeft zich een eindje uitgekleed, alleen maar vast haar blouse en haar rok. Met haar slanke benen lijkt ze nu heel lang, zoals ze daar staat.
"Gaat u maar even mee," zegt de dokter. "Uw blouse behoefde u hiervoor anders niet uit te trekken, mevrouwtje."
Engeltje wordt vuurrood.
"Nee, laat nu maar, komt u nu maar mee. Een ogenblik, mijnheer Pinneberg."
Ze gaan samen een kamer daarnaast binnen. Pinneberg kijkt ze na."(*)


(*) Uit: Fallada, H., Wat nu, kleine man?, 1972, Brussel, Reinaert, p. 9-10.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...