Doorgaan naar hoofdcontent

Taedium vitae: doodsoorzaak nummer één onder genereuze melancholici...


Er was eens, bij de start van de zeventiende eeuw te Amsterdam, een hoogleraar filosofie. Zoals er toen, laat het ons hopen daar de tijden er immers naar waren, wel meerdere moeten rondgelopen hebben. En als dit al niet het geval was, dan moet hij de enige geweest zijn. Enig was hij desgevallend als gevierd auteur en bloemlezer. Naar aanleiding van bepaalde gebeurtenissen schreef de man ook wel eens een gedicht. In de annalen van de betere literatuurencyclopedie: een gelegenheidsdichter. We hebben het over Caspar Barlaeus. Bijgenaamd: de Gevarieerd-Sombere of de Wisselende Melancholieke.
Godzijdank zweette Caspar Barlaeus zijn melancholie meestal op papier uit. Zijn zware onderwijstaak vergde hem immers zoveel inspanning dat hij, met een zelfvertrouwen van dicht tegen het vriespunt, algauw geen plaats meer durfde te nemen achter de katheder. Tot groot ongenoegen van hordes samengetroepte studenten aan de ingang van zijn aula. Bovendien noopte een voortdurende druk op Barlaeus' borst de professor tot wandelingen in de natuur. Ter verbetering en ter genezing. Dokters schreven de arme ziel een haasloos dieet voor. Want vol zwart bloed een té melancholiek dier, zo fluisterde de toenmalige klassieke leer der lichaamssappen het de artsen immers voor. Een uitgebalanceerde psyche kon tenslotte enkel in een toestand waarin het bloed van het hart, het slijm van de hersenen, de gele gal van de lever en de zwarte gal van de milt in perfect evenwicht waren met elkaar.
En laat het nou net een dergelijke evenwichtsoefening zijn waarin de doorsnee haas én Caspar de Gevarieerd-Sombere minder onderlegd waren. Hup, en daar ging de gebraden haas richting Barlaeus' kauwgat. Want onbekwaamheid diende toen per slot van rekening tot het uiterste te worden bediend. "Wat ben ik zelf anders dan de haas?" hoorden ongeruste tafelgenoten de hoogleraar in een toestand van boulimisch verslinden dan telkenmale melancholiek klagen. Een resem troostbrieven van zijn studenten was het gevolg. "Doe waar je zin in hebt, Caspar!" en "Lof!", de uitroepen die de brieven aan de hoogleraar meestal afsloten. Op de vraag van zijn pupillen wanneer hij dan wel van plan was naar de leslokalen terug te keren, verwees de hoogleraar-schrijver naar het moment waarop hij weer genoeg lucht zou krijgen om opnieuw uitvoeriger en klankvoller te kunnen spreken. Zijn volgelingen in de filosofie vergaven het hem maar al te graag.
En wij? Wij zijn verplicht moed te putten uit de regels van één van Barlaeus' laatste, van volledige levensmoeheid doordrongen, brieven: "Ik zou alles laten voor wat het was, onderwijs, katheder en lessenaar, Aristoteles en Plato,(...) en het enige door mij aanbeden hoertje, de poëzie, omhelzen." Toen de gelegenheidsdichter een aantal jaren later nooit meer wakker werd, hadden studenten het over Barlaeus de Doorleefde, i.e. melancholie maar dan over de dood, de avond heen. Een kleine tweehonderdvijftig jaar later dichtte Hugo von Hofmannsthal zijn 'Ballade van het uiterlijke leven' als volgt bijeen:

Wat kan zoveel aanschouwd te hebben baten?
En nochtans zegt hij veel die 'avond' zegt,
Een woord waaruit weemoed en droefheid druipt

Als zware honing uit de holle raten.


De kamers van de melancholie: over angst, verveling en depressie / K. Johannisson. - Amsterdam : Ambo, 2010. - 351 p.

Reacties

pst zei…
Is dat boek van die Johanisson overigens een beetje de moeite waard?

En krijgen we nog meer titels van boeken die je het vorige jaar de moeie waard vond?
Absoluut, als antwoord op je eerste vraag.
Absoluut, met vertraging, als antwoord op je tweede vraag

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...