Doorgaan naar hoofdcontent

"Op de keper beschouwd, zijn we allemaal erfgoedbewaarders."

Volgens Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur Joke Schauvliege is het wezen van een museum dat van een standplaats voor kunstwerken of, zichzelf een positie zoekend in een samenleving in verandering, dat van een herberg voor dorstige bezoekers. De eerste vaststelling lijkt me, in al haar beperktheid, nogal statisch als je bedenkt dat een museumcollectie slechts leeft bij de gratie van haar toeschouwers. De tweede omschrijving daarentegen schijnt me zo te zijn weggeplukt uit de aan het papier toevertrouwde missie achter het vaak drukbezochte café horend bij datzelfde museum. In haar voorwoord bij ‘Met nieuwsgierige blik : collectievorming & aankoopbeleid in Vlaanderen’ gaat de excellentie onmiddellijk daarna verder door te wijzen op de collectie als de onvoorwaardelijke essentie van een museum. Op die manier geeft de minister in kwestie op haar beurt de definitieve aftrap voor een heerlijk vormgegeven en uitermate leesbaar boek boordevol verhelderende denkbeelden en drijfveren van publieke collectievormers in Vlaamse musea, erfgoed- en archiefinstellingen. Essayist, criticus en samensteller van dienst Paul Depondt, die zijn sporen reeds verdiende met een gelijkaardige bundeling bij onze noorderburen bij elkaar gesprokkelde teksten ‘Voor de eeuwigheid? Over collectiebeleid in Nederland’ (2008), groepeerde en ondervroeg de verschillende betrokken beleidsmakers, directeuren, wetenschappers, archivarissen, conservatoren en curatoren in het Vlaamse erfgoedveld. En dit volgens de aard en de bestemming van hun collectie of het beleidsdomein waarvoor zij werken. Depondt kreeg voor zijn Vlaamse museum- en erfgoedtocht van bij het begin de zegen van het agentschap Kunsten en Erfgoed en de steunpunten FARO en BAM.
Rekening houdend met de sterke verwantschap van hun verschillende collecties maken musea, archief- en erfgoedinstellingen in hun eigen publicaties en beleidsplannen al geruime tijd plaats voor interessante reflecties over hun collectiebeleid. Als we dergelijke beschouwingen er op naslaan, is de grondtoon er vaak een van in welke mate zij, samen of afzonderlijk, met hun collecties een antwoord kunnen formuleren op de voortdeinende samenlevingstrein? Tegen de almaar verder tikkende tijd, die in confrontatie met de kwetsbaarheid van sommige objecten uiteindelijk ook gezien kan worden als een natuurlijke verzamelaar, en met de beperkte middelen waarover onze Vlaamse erfgoedinstellingen en musea doorgaans beschikken, moeten keuzes worden gemaakt en kennis worden vergaard. Enkel op die manier kan een draagvlak worden gecreëerd waarin het behoud van hedendaagse collecties, door vorige generaties gevoed, voor het nageslacht zo goed als mogelijk kan worden gehandhaafd.


Gescheiden door evenveel zwarte en in een groter formaat gelijmde schutbladen komen in deze publicatie acht uiteenlopende standpunten aan bod over wat collectiebeherende instellingen in Vlaanderen zoal ondernemen om op bovenstaande vaststellingen een antwoord te formuleren. Over de taalgrens heen deed ook Laurent Busine, directeur van de Musée des Arts Contemporains op de site van Grand-Hornu, zijn bijdrage in dit Vlaamse collectiezakje en kregen zowaar de verdedigers van de veranderde perceptie van ‘volkscultuur’ Hilde Schoefs (Openluchtmuseum Bokrijk) en Pieter-Matthijs Gijsbers (Nederlands Openluchtmuseum) een plaatsje. Afsluiten doen Jos Van Rillaer en Hans Feys van het agentschap Kunsten en Erfgoed die, aan de hand van meer regie en gezamenlijk management, op zoek zijn gegaan naar een steviger ‘koepelvorming’ tussen musea met de bedoeling de ‘Collectie Vlaanderen’ internationaal nog meer cachet te geven.
Met de uitbouw van de ‘Collectie Vlaanderen’, lees: een overheidsgestuurd collectiebeleid, wil minister Schauvliege, naar het succesvolle Nederlandse voorbeeld waar de minister van cultuur begin jaren negentig het concept ‘Collectie Nederland’ lanceerde, dé ultieme collectie presenteren waarmee Vlaanderen zich internationaal op de kaart dient te zetten. De waarheid hierachter is dat de collecties van onze Vlaamse musea en erfgoedinstellingen, geconfronteerd met een meer kapitaalkrachtige concurrentie, internationaal weinig te dragen bieden. Zo werpt de in vermogensplanning gespecialiseerde rechtenprofessor Frederik Swennen (UA) zijn blik op de rechtspraktijk die, in het beste geval, de samenwerking tussen publieke en private verzamelaars dient te regelen maar in de realiteit voornamelijk belemmerd wordt door het ontbreken van goede fiscale regelingen voor het ondersteunen van museale instellingen en tentoonstellingen. Aan de andere kant is er conservator Leen Van Dijck (Letterenhuis), in 2009 nog goed voor de Prijs van Cultureel Erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap, die haar ambitie uitspreekt om met het Letterenhuis uit te groeien tot sturende centrale instelling voor het literaire erfgoed in Vlaanderen. Zij wijst daarvoor op de nieuwe perspectieven en de financiële armslag die haar instelling kreeg dankzij de filosofie achter het nieuwe Cultureel-erfgoeddecreet. Die laat aan instellingen de keuze zich een collectiebeherend instituut of een expertisecentrum te noemen waardoor een nog betere wetenschappelijke werking mogelijk wordt.
Kortom, tussen de angst voor een overheidsgestuurd collectiebeleid dat een eigen museaal gezicht eventueel in de weg zou kunnen staan en de dagelijkse erfgoedrealiteit gaapt vaak een grijze zone. Getuige daarvan deze bundel met evenveel bijdragen als meningen. Snel, een beleidsinstrument!


Met nieuwsgierige blik: collectievorming & aankoopbeleid in Vlaanderen / Paul Depondt.- Brussel : ASP, 2010.- 148 p. : ill.- ISBN 978 90 5487 709 7

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...