Doorgaan naar hoofdcontent

Een blije Alice lacht luchtig en helder als een kind...


In 1914, op zeventienjarige leeftijd, begon de beeldschone en met een zwak gestel uitgeruste ziekenverpleegster Alice Nahon te dichten. Met een kinderlijke naïviteit, zoals enkel Guido Gezelle haar dat ooit voordeed, zong ze de regels in haar gedichten tot een onvervalst lied. Reeds op heel jonge leeftijd, en gedragen door slechts een half lichaam, liet Alice Nahon de treurnis van haar naar vuurwerk verlangende weerloze romp in kartonnen vol weemoedige diepmenselijkheid drijven. Voortdurend op zoek naar genezing voor haar frêle bast probeerde ze in zuidelijke oorden af en toe al zingend berusting te vinden in de ritmische melodieën van haar zorgvuldig gecomponeerde lyriek. Ver van de warme sanatoriumbaden, waar ze zich naar adem happend en tussen twee verkoudheden door van de ene longontsteking naar de andere sleepte, schreef een criticus in 1917 na consumptie van haar poëzie: "Alice dicht omdat ze zingen moet, zoo open, zoo klaar, zoo zonder diepe en donkere wrochtselen van verbeelding. Ze zingt zooals ze is en ze is zooals ze zingt: heerlijk argeloos en toch zoo innerlijk vol aandacht en fijnheid van gevoel."
Paul van Ostaijen himself omschreef haar verzen als prieelpoëzie. Bij een goede bak straffe koffie 's morgens aan het espressomachien zal hij wel gelijk hebben. Maar nu is 't avond en gaan we bijkans slapen...


Avondliedekens (III)

't Is goed in 't eigen hert te kijken
Nog even vóór het slapen gaan,
Of ik van dageraad tot avond
Geen enkel hert heb zeer gedaan;

Of ik geen ogen heb doen schreien,
Geen weemoed op een wezen lei;
Of ik aan liefdeloze mensen
Een woordeke van liefde zei.

En vind ik in het huis mijns herten,
Dat ik één droefnis genas,
Dat ik mijn armen heb gewonden
Rondom één hoofd, dat eenzaam was...;

Dan voel ik op mijn jonge lippen,
Die goedheid lijk een avondzoen...
't Is goed in 't eigen hert te kijken
En zó z'n ogen toe te doen.


Alice Nahon, uit: Op zachte vooizekens (1921)

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...