"Gelijk de jeugdige A. Rodenbach was Omer 'n begaafden mensch, wier talent veel grootsch voorspelde, doch in vollen groei door den dood weggemaaid."

De bedelaar
Vóór de kerke, met 'n lange
paternoster, in z'n hand,
is 'n blinde bedelaar ge-
zeten, op 'n hoopje zand.
Z'n gekrulde grijze lokken
vlotten, lijk gezwingeld vlas,
uit z'n mutse neder, op de
krage van z'n winterjas.
Langs hem ligt 'n waterhond te
slapen, die van tijd tot tijd,
wakker schiet, en met z'n witte
tanden naar de vlooien bijt.
De ogen van den blinde, in hunne
diepe holten, hangen stil
en verdoofd, gelijk de glazen
van 'n natbedoomden bril.
Halve dagen blijft hij daar, ge-
zeten lijk 'n wassen beeld,
en hij luistert naar den wind, die
met z'n grijze lokken speelt.
En de winter, die de koude
grimmig uit het oosten zendt,
rimpelt 't grauwe vel van z'n ver-
droogden kop, lijk perkament.
paternoster, in z'n hand,
is 'n blinde bedelaar ge-
zeten, op 'n hoopje zand.
Z'n gekrulde grijze lokken
vlotten, lijk gezwingeld vlas,
uit z'n mutse neder, op de
krage van z'n winterjas.
Langs hem ligt 'n waterhond te
slapen, die van tijd tot tijd,
wakker schiet, en met z'n witte
tanden naar de vlooien bijt.
De ogen van den blinde, in hunne
diepe holten, hangen stil
en verdoofd, gelijk de glazen
van 'n natbedoomden bril.
Halve dagen blijft hij daar, ge-
zeten lijk 'n wassen beeld,
en hij luistert naar den wind, die
met z'n grijze lokken speelt.
En de winter, die de koude
grimmig uit het oosten zendt,
rimpelt 't grauwe vel van z'n ver-
droogden kop, lijk perkament.

De aristocraat Omer-Karel de Laey werd in 1876 in Hooglede geboren. Na dit schriele mannetje, dat als kind al vaak ziek was, kwamen nog drie Geschwister. Net als de Antwerpse dichteres Alice Nahon werd Kareltje getekend door een zeer breekbare gezondheid. De Laey had een zwak hart en leed aan chronische jichtaanvallen, helse pijnen die hem in de loop van zijn universitaire studies ertoe dwongen soms gedurende maanden thuis te blijven. Toch promoveerde hij in 1902 in Leuven tot doctor in de rechten en was hij heel kort advocaat aan de Antwerpse balie. Geen kuuroorden met herstelbaden voor Omer-Karel maar een definitieve terugkeer naar Hooglede en een almaar innigere vlucht in de eigen inktpot. Daarmee dacht hij ver van zijn ziekbed te kunnen blijven. Maar dat was buiten de staart van 1909 gerekend. Pas enkele maanden drieëndertig geworden, hield De Laey Hooglede voor bekeken om van achter zijn natbedoomden bril en lijk 'n wassen beeld voor altijd naar den wind te gaan zitten luisteren. Fysiek, zeker in 't gelaat maar ook qua stevigheid van gestel, had Omer-Karel wat van Marcel Proust. Zijn 'Dierensprookjes' (postuum gepubliceerd in 1912), twee toneelstukken en een aantal dichtbundels zijn wat ons nog van hem resten. Een miniatuurdichter, pittig en vol humor, maar steeds met de ernst van een denker. Bespiegelend doorheen zijn chronische pijnen, schilderachtig zoals geen enkel advocaat ooit vóór hem...
Reacties