Doorgaan naar hoofdcontent

"Gelijk de jeugdige A. Rodenbach was Omer 'n begaafden mensch, wier talent veel grootsch voorspelde, doch in vollen groei door den dood weggemaaid."


De bedelaar

Vóór de kerke, met 'n lange
paternoster, in z'n hand,
is 'n blinde bedelaar ge-
zeten, op 'n hoopje zand.

Z'n gekrulde grijze lokken
vlotten, lijk gezwingeld vlas,
uit z'n mutse neder, op de
krage van z'n winterjas.

Langs hem ligt 'n waterhond te
slapen, die van tijd tot tijd,
wakker schiet, en met z'n witte
tanden naar de vlooien bijt.

De ogen van den blinde, in hunne
diepe holten, hangen stil
en verdoofd, gelijk de glazen
van 'n natbedoomden bril.

Halve dagen blijft hij daar, ge-
zeten lijk 'n wassen beeld,
en hij luistert naar den wind, die
met z'n grijze lokken speelt.

En de winter, die de koude
grimmig uit het oosten zendt,
rimpelt 't grauwe vel van z'n ver-
droogden kop, lijk perkament.


Omer-Karel de Laey, uit: Van te lande (1903)



De aristocraat Omer-Karel de Laey werd in 1876 in Hooglede geboren. Na dit schriele mannetje, dat als kind al vaak ziek was, kwamen nog drie Geschwister. Net als de Antwerpse dichteres Alice Nahon werd Kareltje getekend door een zeer breekbare gezondheid. De Laey had een zwak hart en leed aan chronische jichtaanvallen, helse pijnen die hem in de loop van zijn universitaire studies ertoe dwongen soms gedurende maanden thuis te blijven. Toch promoveerde hij in 1902 in Leuven tot doctor in de rechten en was hij heel kort advocaat aan de Antwerpse balie. Geen kuuroorden met herstelbaden voor Omer-Karel maar een definitieve terugkeer naar Hooglede en een almaar innigere vlucht in de eigen inktpot. Daarmee dacht hij ver van zijn ziekbed te kunnen blijven. Maar dat was buiten de staart van 1909 gerekend. Pas enkele maanden drieëndertig geworden, hield De Laey Hooglede voor bekeken om van achter zijn natbedoomden bril en lijk 'n wassen beeld voor altijd naar den wind te gaan zitten luisteren. Fysiek, zeker in 't gelaat maar ook qua stevigheid van gestel, had Omer-Karel wat van Marcel Proust. Zijn 'Dierensprookjes' (postuum gepubliceerd in 1912), twee toneelstukken en een aantal dichtbundels zijn wat ons nog van hem resten. Een miniatuurdichter, pittig en vol humor, maar steeds met de ernst van een denker. Bespiegelend doorheen zijn chronische pijnen, schilderachtig zoals geen enkel advocaat ooit vóór hem...

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...