Doorgaan naar hoofdcontent

"In zijn opmarsch naar de eenheid van het ware, het schoone en het goede, voerde hij het edelste van Vlaanderens jongelingschap met zich mede."

We zouden bijna gaan denken dat bovenstaande omschrijving ooit aan het papier werd toevertrouwd ter bewijsvoering van het bestaan van een wit, stil waterbeest met een onverklaarbaar aangeboren identiteitsbesef. Enkel de eenmansredactie van 'Knack Wetenschap' dient dit bericht in de toekomst officieel te bevestigen. Nog eventjes wachten dus en dan kunnen we weer verder. Mijns inziens gaat het in deze beschrijving echter des te meer om Albrecht Rodenbach. Hoe ik tot deze conclusie kom? Het boek waaruit geciteerd, ligt hier opengeslagen voor mij op tafel...


De zwane

Des hemels spiegel, mild en fris
de lucht in 't ronde lavend,
daar ligt de vijver maagdelik schoon
in stillen zomeravond.

En kalm in haren avondlust,
bij 't zoet gesching der mane,
ligt langzaam drijvend op het meer
de dromerige Zwane.

De dichterlijke vogel mint
het maagdelike water,
en baadt wellustig, spiegelt, drinkt,
aanhoort het lief geklater.

En onbewust bemint hem 't meer
en streelt zijn blanke veder,
en klatert zacht en spiegelt hem
zo teêr zijn beeldnis weder.

Doch weiger en bescheiden in
bewondering verslonden,
nooit heeft des vogels reine min
die maagdelikheid geschonden.


Albrecht Rodenbach, uit: Eerste gedichten (1878)

Weldra word ik hier nog beschuldigd van al te veel liefde voor grote Vlaamsche doenders. Wel, het zij dan maar zo. Al is die liefde niet altijd wederzijds. Een onuitstaanbaar, dikbrillerig ventje zou Albrecht Rodenbach me gevonden hebben. Alleen maar omwille van mijn bijzonder brilmontuur en mijn afkeer voor studentenpetten op zelfgenoegzame dikhoofden van leden van studentenbewegingen eivol idealisten. Niks tegen idealisten natuurlijk maar als ze dan ook nog eens richting daden gaan overhangen en al die idealen voor levenstaken gaan zien dan maak ik dat ik snel weg ben. Beweging, zoals we wel weten, en samenkomen, vooral veel samenkomen en eindeloos palaveren richting bindmiddel bezadiging. 'Gudrun' (opnieuw postuum, maar deze keer in 1882) en hier en daar wat drama's en meer rest ons niet van deze jong geharnaste geest van Vlaanderen, voorman der herwordingsstrijd, zoals oude geschriften deze hoogkruinige ooit bewierookten. De Dikke Springmuis (sorry Jommeke en vriendjes) van 'De Vlaamsche Vlagge' en 'Het Pennoen', wiens na zijn dood snel opgerichte standbeeld zwierig bleef bewegen. Van Roeselare naar Gent en terug. Idealisme zit immers nimmer stil.
Hoezee!

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...