Doorgaan naar hoofdcontent

"Wie is de dwazerik die 't jaar heeft doen beginnen den eersten Januari?"

Zo riep een kolerieke Stijn Streuvels aan het begin van zijn meimaand, maand van 'nieuw' en 'vernieuwing', ooit gebald uit. Volgens Streuvels' nauwkeurige, prozaïsche berekeningen diende ons nieuwjaar eigenlijk altijd al in deze drielettermaand te beginnen en niet, zoals ook toen al gebruikelijk, in januari "(...) midden 't doode getijde, wanneer alles rust en stil ligt, in doodsslaap begraven." Een bedenking als geen ander.
Gelijk deze Ingooigemnaar de maand mei in zijn 'De Maanden' (1940) op aandoenlijke wijze gelijkstelde met het volwassen worden van de lente, vind ik dat Streuvels' pro mei-argumenten door nieuwjaars-, kalender- en seizoenscommissies overal te lande zorgvuldig moeten worden nagelezen: "Nu mag de Mei-koningin hare intrede doen.(...) Voortaan krijgen de dagen hun treffelijke lengte: ' s morgens vroeg klaar en 's avonds laat donker. Het wordt een plezier met de zon in 't venster uit bed te springen, een schande mag het heeten er in te liggen als de kimme reeds in brand staat.(...) Die lenteboodschap is allenthenen over de wereld gegaan - alles en allen doen er aan mede in jubelenden levenslust en uitspattend weeldegewoel.(...) Nu zal het mirakel gebeuren: de wereld wordt opgetooid met bloemen. Op de perzikboomen is 't reeds begonnen: een regen van roze sterretjes; de kerzelaars doen het hen na met een zwerm van hagelwitte bloesem; weldra zal het de beurt zijn van de perelaars, de pruimen, en 't laatst van al komen de appelboomen.(...) En 't geurt alom in hoven en lochtingen, naar goudregen, lieve-Vrouw-bedstroo, jasmijnen die hun roze en witte ruikers hoog in de lucht opsteken en de meidoorn die in bloei staat gelijk besneeuwd - met dikke, witte sneeuwbressen beladen, die een geur uitstoren van verschgebleekt waschtegoed." En op het einde van zijn ode aan de meimaand kon Zijne Nobele Besnorde het niet laten om die sneeuwlelijke januari nog eens extra in de pan om te keren: "Wie kan er aan kwaad weer gelooven als de wereld in feestgroen en bloemen getooid staat, als kalvers en veulens hun gat opsmijten van weelde. Zie den boomgaard: al die witte vluwe op kerzeboomen en perelaars, is dàt misschien sneeuw?!"
Morgen scheren we met zijn allen richting juni en juni brengt, net als tachtig jaar geleden, normaliter de eerste felle zonnehitte "(...) met witte wolken in 't blauw geluchte. Vast weer en warmte."


Uit: Streuvels, S., De Maanden, 1941, tweede druk, Tielt, Lannoo, p. 69, 74, 75, 76, 81, 82, 84 en 92.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...