"Ik besloot mijn gedicht te wijden aan een verloren christelijke moeder. Zo is het ongeveer gegaan."
Lichtzinnigheid, achteraf gezien. En de modus van dat doe ik snel wel even. De belofte aan de redactie van een literair tijdschrift om op zoek te gaan naar een antwoord op de vraag waarom hij precies dit ene gedicht schreef, was er misschien een van het soort beloftes die dichters zelf niet kunnen nakomen. Bij nader inzien welterverstaan. Maar ja... belofte maakt schuld én zoals dichter Rutger Kopland het in zijn memoires zelf vermeldt: "Als je een mooi en goed vers hebt gemaakt wil je dat zoveel mogelijk mensen dat zien, dat vers en dat je het gemaakt hebt." Vooral dat laatste, dat je het gemaakt hebt, is van doorslaggevend belang.

Ik ging naar moeder om haar terug te zien.
Ik zag een vreemde vrouw. Haar blik was wijd en
leeg, als keek zij naar de verre overzijde
van een water, niet naar mij. Ik dacht: misschien
- toen ik daar stond op het gazon, pilsje gedronken
in de kantine van het verpleegtehuis, de tijd
ging langzaam in de godvergeten eenzaamheid -
misschien zou 't goed zijn als nu Psalmen klonken.
Het was mijn moeder, het lijfje dat daar roer-
loos stond in 't gras, alleen haar dunne haren
bewogen nog een beetje in de wind, als voer
zij over stille waatren naar een oneindig daar en
later, haar God. Er is geen God, maar ik bezwoer
Hem Zijn belofte na te komen, haar te bewaren.
Rutger Kopland, uit: Tot het ons loslaat (1997)
Reacties