Naar jaarlijkse gewoonte wil ik het hier toch even hebben over de toekomende stadsorgie die vanaf aanstaande zaterdag opnieuw de straten van Gent zal onderkotsen en -poepen. Meestal doe ik dit 'stilstaan bij' aan de hand van een gedicht. In onderstaand geval situeer je de Zuid-Limburgse dichter Frans Budé best ergens ter hoogte van de Vlasmarkt, op de tiende avond aldaar. Met zijn vieze schoeisel tussen lege, plastieken bekers - die de anders gladde macadam het en masse toegestroomde, hopeloze volkje normaliter op de grond zou doen belanden - de balans van het onverstaanbare gewauwel van omstaanders opnieuw wat richting gevend. Om dan, flauwgefluisterd en tegen het ochtendgloren, in de muilen van halfvolle vuilniswagens definitief te worden gesmoord. Een jaar terug het containerpark in, tussen het brandbare en giftige stadspleinsteengruis...
*
Het bestaat dus echt: verward, verloren
een café binnenlopen, namen opzeggen,
een vrouw zijn dorst aanbieden,
daarna zich onvindbaar maken.
Fluisteren buren in het hotel
dat er nergens oorlog, nergens echtbreuk,
alleen maar liefde is, niemand weet hoelang.
Aan beide zijden van de straten het licht
toereikend, zolang nog niet gedoofd,
rolt zich uit, catwalk voor de nacht.
Een zuchtje wind, de lucht klaart zacht,
tilt omhoog de stad.
Frans Budé, uit: Bestendig verblijf (2009)
Reacties