Doorgaan naar hoofdcontent

De (economische) aaibaarheidsfactor van het boekenvak...

Ondanks de bijzonder lelijke vormgeving met op wit glanzend papier gespuugde zwart-rood-witte tonen, is deze inleiding tot het Vlaamse boekenvak een meer dan lezenswaardige stand van zaken. In elf helder uiteengezette hoofdstukken gaan een aantal vakspecialisten volledig op in de boekendingen waar zij het sterkst in zijn. Van een bedrijfseconomische benadering van de boekhandel door Guido De Smet, commercieel directeur bij Standaard Boekhandel, tot een aanstekelijke visie op het winnen van lezerszieltjes van de hand van Majo de Saedeleer, directrice van Stichting Lezen.
"Koop dus, en we zullen er beiden baat bij hebben." Met deze ambitieuze woorden van Dirk Martens, in 1473 verantwoordelijk voor het eerste gedrukte boek in ons land, schiet bibliotheekwetenschapper Pierre Delsaerdt dit handboek op gang. Dankzij onder meer Martens was het mogelijk om de koper enkele honderden gedrukte exemplaren in één keer aan te bieden. Vanaf dat ogenblik dienden drukkers, die in die tijd tegelijkertijd uitgevers en boekhandelaars waren, na te denken over het in de markt plaatsen van hun boekenwaar. Een impliciete waarschuwing aan het adres van de huidige generatie boekenventers ook. Want met de opkomst en het succes van het internet worden we, vijfeneenhalve eeuw na Martens en consorten, haast weggeblazen door een tweede informatierevolutie. Eentje die onderweg ook de processen van de productie, de verhandeling en de bemiddeling van boeken volledig blijkt te hertekenen waardoor het ganse Vlaamse letterenlandschap door elkaar wordt geschud. Voorlopig blijft het Vlaamse boekenvak hangen in een overgangsperiode; een versleten en-verhaal waarin bijvoorbeeld de verschillende dragers van informatie naast elkaar blijven bestaan. Maar als we zien wat de digitale revolutie in de Angelsaksische boekenwereld aan het aanrichten is, dan zal deze inleiding tot het Vlaamse boekenvak voorlopig weinig verhelpen aan onze koudwatervrees voor al dat digitaal informatiegeweld. Het enige lichtje tussen al deze ontwikkelingen is dat er altijd, of dat nu op een tablet, een e-reader of via een crossmediaal boek is, zal gelezen worden. En aangezien bijvoorbeeld blijkt dat kinderen die worden opgevoed in een thuisomgeving waar veel boeken aanwezig zijn betere schoolresultaten behalen, zal de daad van het lezen niet al te gauw verdwijnen. Veel meer nog dan hoogopgeleide ouders uit de betere sociale middens, zullen doodgewone lezende papa’s en mama’s een nieuwe pedagogische revolutie inluiden, aldus een aantal bijdrageschrijvers.


Dat het culturele niveau van een stad vaak af te lezen valt uit het aantal boekhandels die er gevestigd zijn, zoals boekhandelaar Yvonne Steinberger in haar commentaar beweert, is nogal kort door de bocht. Er zijn wel meerdere factoren die het cultureel stadspeil bepalen. De boekhandelrealiteit ligt vaak iets dichter bij de economie, zoals blijkt uit de tekst van Johan de Koning, directeur-uitgever bij WPG-Uitgevers België. Zo merken we vandaag bijvoorbeeld dat de vele kookboeken volgens het beproefde marketingconcept van de personencultus worden opgehangen aan personalities binnen of zelfs buiten het restaurantgebeuren. De Koning voegt daar eerlijkheidshalve aan toe dat in zo’n context het marketingverhaal rond de auteur voorrang krijgt op de inhoud. Smaken en trends zijn met andere woorden heel vluchtig en ook uitgevers dienen te weten wat er bij de mensen leeft. Een economische waarheid als een koe waarbij het eventuele culturele aspect vaak een aardige bijkomstigheid is. In een dergelijk klimaat van in het donker schietende uitgevers dient de 80/20-regel van Pareto, waarbij 20% van de waar instaat voor 80% van de verkoop, vaak omgezet in de 90/10-wijsheid. Hierdoor wordt de richel, waarop te achterhalen valt welke titels die 10% succesvol kunnen invullen, nog smaller voor de uitgever. Het boek blijft, aldus Geert Joris van Boek.be, een goed dat voor 80% uit economische aspecten bestaat. De resterende percenten vullen het culturele luik in, lees: het statement dat je bij het schenken van een boek maakt tegenover diegene die je met de titel verblijdt. De obligate bos bloemen of fles wijn staan, als voornaamste concurrenten, naast het boek. Verder is het een Vlaams economisch gegeven dat slechts 50% van de boeken via de gewone boekhandel tot bij de lezer komt. In een landschap van industriezones, kleine kmo’s en noeste Vlaamse ondernemende werkers tiert de business-to-businessmarkt welig en wisselen boeken, gemaakt in opdracht van bedrijven of in grote oplage als relatiegeschenk opgekocht door diezelfde bedrijven, vlotjes van eigenaar. Opnieuw een (economische) vaststelling mijlenver van dat zogeheten culturele luik.
Deze uitgave belicht voorts het project Boekenbank, de educatieve uitgeverij, de positie van de auteur en het Vlaamse auteursrecht. In het slothoofdstuk over de toekomst van het boek vertroebelt een nogal droge opsomming van de verschillende soorten nieuwe digitale informatiedragers een heldere en gedurfde uiteenzetting over de vernieuwde positie van de uitgeverij binnen dit ganse e-gebeuren. Als het de bedoeling is om deze inleiding als handboek in de verschillende bibliotheekopleidingen te slijten, dan valt niets aan te merken op de keuze van het schrijversgild en de besproken onderwerpen. Al doet deze stand van zaken het boekenvak heel veel deugd, laat deze gesteldheid alstublieft een opstap zijn naar meer.


De winst van de lezer: inleiding tot het boekenvak in Vlaanderen / Pierre Delsaerdt.- Leuven: Acco, 2011.- 207 p.- ISBN 978 90 3348 595 4

Reacties

Anoniem zei…
In de Brusselse Standaard Boekhandel hadden ze van dit boek nog nooit gehoord. Een bedrijfseconomische benadering als een andere natuurlijk ;-) Boeiende bespreking Arsène, 'k ga er dus toch nog achteraan!
Hebben ze daar ooit al van enig boek gehoord?

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...