Doorgaan naar hoofdcontent

De lotgevallen van een bibliofiel: a never-ending story?

Zo’n dikke drie jaar geleden kwam de Harelbeekse bibliothecaris Jan Van Herreweghe (BoekenJan) aanhollen met zijn ‘Zot van boeken: over boekengekte als levensdrang’. Het eerste deel van zijn toen aangegane vierdelige biblio-engagement. We zijn nu 2012 en het vierde deel, ‘Er zijn nooit te veel boeken, er zijn alleen te veel mensen: de lotgevallen van een bibliofiel’, is ondertussen verworden tot een aanloop voor nog een vijfde en een zesde boek. Want over boeken(verzamelingen) raakt men immers nooit uitgepraat. Toch verzandt Van Herreweghes vierde, vooral in de brieven waarin hij de lezer tracht warm te maken voor een aantal boeken over boeken, al te gemakkelijk in drammerig gepalaver.
Door tot soms halve pagina’s te citeren uit ‘Houd de sanseferia hoog’ (George Orwell, 1936), ‘Nachttrein naar Lissabon’ (Pascal Mercier, 2004) en ‘Al te luide eenzaamheid’ (Bohumil Hrabal, 1976), gebruik makend van soms weinig ter zake doende bindteksten ("Een hilarische scène, als je het mij vraagt" en "Prachtige passage!") en een groot deel van de afloop van de romans in kwestie verradend, denkt de ontembare brievenschrijver BoekenJan de geïnteresseerde boekenliefhebber te kunnen paaien.
Als in de brief over Orwell een uitwijding over de goed tegen wisselende temperaturen bestande kamerplant sanseveria als opstap dient voor een introductie tot de lagere middenklasse in het Engeland van de jaren ’20, op haar beurt het milieu waaruit het hoofdpersonage Gordon Comstock stamt, vraag je je af wat hier in godsnaam nog de relevantie van mag wezen? Niet dat al deze informatie ongepast is, maar Van Herreweghe springt te veel van de hak op de tak en vergeet daarbij dikwijls dat de in zijn hoofd rondslingerende ideeën op zijn minst voortreffelijk uitgeschreven dienen te worden alvorens ze ingang kunnen vinden bij zijn brievenlezers.
Ietsje verderop, in de brief over Merciers nachttrein, zijn de geciteerde terzijdes over de filosofische overpeinzingen in de brieven van Amadeu de Prado zo vaak bij het haar getrokken, dat een welmenende lezer zich de vraag stelt of hij wel ernstig wordt genomen. Al zeggen zinnen als "In een groep van mensen kan men toch eenzaam zijn" natuurlijk meer over de kwaliteit van de vermeende krachttoer van Mercier dan die van de samenstelling van de brieven van BoekenJan zelf. Ten bewijze: de beschouwende brief over Hrabals ondertussen klassiek geworden ‘Al te luide eenzaamheid’. De uitstap van Van Herreweghe naar de Belgische kunstenaar Denmark, die met zijn ‘Archives mortes/recyclées’ onze dagelijkse strijd verbeeldt tegen de orkanen van informatie waaruit wij steeds weer de essentie dienen te filteren, om de thematiek uit Hrabals roman te duiden, kan wonderwel geslaagd worden genoemd.


In de anekdotische brieven, voor de nieuwsgierige: de eerste en de laatste in deze bundel, waar Van Herreweghe zich louter focust op zijn dada, i.e. de bijzondere voorvallen in de wereld van het verzamelen van boeken, is het daarentegen opnieuw smullen geblazen. BoekenJan is op zijn sterkst als hij, net zoals in zijn eerste brievenbundel, in de periferie van de bibliofilie mag ronddwalen. Zo staat hij, met een leuk citaat van ene Gerrit Brouwsma, even stil bij het verschijnsel ‘bibliofobie’, oftewel: de panische angst die sommige mensen dreigt te wurgen als ze in aanraking komen met te veel boeken. Studenten die, geconfronteerd met zijn omvangrijke bibliotheek, Brouwsma vroegen of hij al die boeken in werkelijkheid ook had gelezen, werden steevast van de repliek gediend of ook de sommelier alle wijnen uit zijn enorme wijnkelder allemaal zelf heeft gedronken. Of wat te denken van BoekenJans opdracht aan zijn collega-bibliothecarissen bij zoiets als ‘bibliotherapie’? Aan de hand van een lijst van ziektes zouden die een keur van boeken kunnen samenstellen die de lezende patiënt een goed gevoel moet geven bij diens ziekte. In deze brieven belichten, in tegenstelling tot de reeds aangehaalde langdradige epistels, korte boekfragmenten de verschillende aspecten van bibliofilie: van boekenvernietiging en een bijna-boekendood tot bibliokleptomanie en boeken op het witte doek.
Dat Jan Van Herreweghe een boekenverzamelaar eerste klas is, daar twijfelt niemand nog aan. Dankzij deze vierde bundel komt de lezer onder meer te weten dat deze bibliothecaris zich in zijn leesgedrag ook laat sturen door zijn boekenwaanzin. Dat hij met zijn verslagen over dit gedrag niet altijd weet te boeien, is ondertussen jammergenoeg eveneens duidelijk. Liever zag ik vier stevige boeken over bibliofilie dan een halfgare reeks die zichzelf ieder jaar opnieuw vermenigvuldigt. Zo bestaat het gevaar dat op het einde van de rit, na bijvoorbeeld veertien delen, enkel BoekenJan zelf plezier zal beleven aan zijn boeken. Ook naar André Vandermoere, de bestemmeling van Jans brieven, zal het tegen dan vruchteloos zoeken zijn. Daar waar BoekenJan ergens op het einde van zijn eerste spruit de hoop koestert te genezen van zijn boekengekte door erover te schrijven, vraag ik me, na consumptie van Jans vierde, af of genezing wel wenselijk is. Er zijn inderdaad te veel mensen, en soms ook te veel boeken over boeken.


Er zijn nooit te veel boeken, er zijn alleen te veel mensen: de lotgevallen van een bibliofiel / Jan Van Herreweghe.- Harelbeke: De Gebeten Hond, 2011.- 135 p.- ISBN 978 90 8016 163 4

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...