Doorgaan naar hoofdcontent

Tachtiger Herman Gorter schreef ook al eens een gedicht (IV).


Gij zijt een bloem, een lichte roode bloem
in donkre kamer 's nachts, een bloem, een bloem-
vèr òm der stede opschokkend gedoem,
dicht òm der stilte suiskokend gedoem-
een lichte roode bloem, een witte bloem.

Gij zijt mijn hart, mijn eenzaam levend hart,
de daden van mijn lijf slaan rondom hard,
wreed klaterende stem veinst vreugd en smart,
bliksemt mijn lijf, maar binnen is 't al zwart-
eenzaam in mij leeft gij, mijn levend hart.

Gij zijt zoo donker en toch vlak bij mij-
een bloem voor oogen en een hart in mij-
ik zoek te zeggen hoe 'k verlangen lij.


Herman Gorter, uit: Verzen (1890)


Bij de mooie, prestigieuze Perpetua reeks (Athenaeum-Polak & Van Gennep) - bedoeling is om de honderd meest voor de hand liggende literaire werken in één reeks Nederlandse vertalingen te gieten - werd in 2010 Herman Gorters 'Verzen' geschoven. Het nawoord over het gevoelsengagement van deze bekende Tachtiger is er eentje van zijn latere Nederlandse beroepsgenoot Kees 't Hart. In de tijd dat 'Verzen' tot stand kwam, kende de sportcarrière van Gorter hoge pieken. Ook tijd- en vakgenoot Willem Kloos mat de piekharige dichter eerder het uiterlijk van een voetballer dan dat van een dichter toe. 't Hart zelf omschrijft het metier van Gorter als "zo'n sportjongen met zo'n sportjongens bebopkop met haar die zulke dingen zomaar opschreef." En ja, dan volgt de automatische vraag hoe zo iemand zulke gedichten kon schrijven? Voor de inwoners van het toenmalige Nederlandse Amersfoort eveneens een raadsel: "Je kon Gorter, leraar klassieke talen nota bene, in de tijd van Verzen zien (en horen!) hardlopen in de straten van Amersfoort. 'Hij rook naar hooi en Noord-Westen-wind,' schrijft een oude vriend veel later. Hij rook gewoon naar sport, hij voelde naar sport. Hij was een sporter in poëzie, een dichter van lichamelijkheid.(...) Gorter sportte altijd, uit lichamelijk verlangen, en ook nog uit principe, bij hem was het nu eenmaal altijd alles of niks. O, maak van Gorter geen filosoof, en red hem, red hem van de metafysica!"
Meer lijf en minder metafysica dan in bovenstaannd gedicht valt in 'Verzen' amper te bespeuren.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...