"Willems lichaemsgroote overtrof verre de middelmaet: hy was kloek van bouw, en de afmattendste werkzaemheden van welken aerd ook, schenen vroeger geen merkbaren invloed op zyne voornaemste geest- en lichaemsverrigtingen te hebben; - niets vermoeidde hem: daer droeg hy roem op. Van jongs af had hy zich aen ’t huiszittend leven gewend: dagen aen dagen, en weken aen weken bleef hy in zyn huis opgesloten, zyn tyd verdeelende tusschen studeeren, opstellen en afschrijven; ter nauwer nood gunde hy zich zelf den tyd dagelyks eens de straten te overloopen om vrye lucht te scheppen en de zware spysverteering te bevorderen. Langsamerhand nogtans werd de verdouwing moeijelyker, en de zoo lang aengeradene lichaemsbewegingen werden ernstig in overdenking genomen."
Aldus dokter Ferdinand Augustijn Snellaert over de levensgevaarlijke levensstijl van zijn goede vriend Jan Frans Willems. Op drieënvijftigjarige leeftijd reeds liet deze Vlaams(taal)strijdende voorman zich door een beroerte verrassen. Op het trottoir dan nog, vlakbij het Gentse stadhuis. Sint-Pieter wreef zich op 24 juni 1846 eens extra in de handen en confronteerde de immer pragmatische en drukbezette Willems met een andere in de wind geslagen raad van Snellaert. Eentje die ongeveer als volgt moet zijn gegaan: "Het was dus tyd, indien deze geest voor zyn vaderland nog te bewaren was, dat hy ruste genoot." Maar Willems en goede raad, dat was nooit een stevig huwelijk. Op zoek naar een zoveelste hertaling van wat Vlaams literair erfgoed en hier en daar een zetel in een commissie, reageerde de kloeke filoloog nogal naïef: “Ik heb my daer beneden duidelijk gemoveerd. ’t Zal geen tweede keer geschieden.” De hemeldeurheilige had gelukkig al erger meegemaakt.
Jan Frans Willems : vader van de Vlaamse Beweging / Ludo Stynen. – Antwerpen : De Bezige Bij, 2012. – 507 p.
Reacties