Kort na de Tweede Wereldoorlog stapten Duitse, Nederlandse en andere oorlogsmisdadigers die officieel in geen geval de grens over mochten, ongehinderd het vliegtuig op naar Buenos Aires. Daar ontfermde de Argentijnse president Juan Perón, op zoek naar geld voor zijn politiek verhaal, zich met grote zorg over de door deze Europese criminelen meegesmokkelde geldkisten. Deze historische vluchtroute is grof geschetst het uitgangspunt van Rozemonds goed gedocumenteerde, maar richtingloze roman De rattenlijn.
In het verhaal voert de auteur tal van historische figuren op die betrokken waren bij deze roemruchte vluchtroute en de verdere denazificatie van Duitsland na de val van Hitler. Zo spelen Auke Pattist, een Nederlandse SS'er met de bijnaam 'de beul van Drenthe' en verantwoordelijk voor een groot deel van de deportaties van zijn landgenoten naar Duitse strafkampen, Horst Carlos Fuldner, een Argentijns-Duitse SS'er die garant stond voor 'propere' nazi-vluchtwegen naar Zuid-Amerika, Loe de Jong, belast met de dagelijkse leiding van het Amsterdamse Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, en de bekende kampoverlever en nazi-jager Simon Wiesenthal een voorname rol. Indien Rozemond deze feitelijke gebeurtenissen wat grondiger had uitgewerkt, kon dit volstaan voor een boeiende brok non-fictie. Helaas moesten in dit historisch gegeven twee fictieve hoofdpersonages hopeloos lopen te verdwalen: de Nederlandse ex-strafkampgevangene Nicolaï Schoonhoven en het Duitse meisje Victoria Schleyermacher, deelneemster aan Himmlers Lebensbornprogramma, een Derde Rijk-kweekprogramma waarin raszuivere Duitse meisjes onder dwang betrekkingen hadden met hun mannelijke tegenhangers. Zowel Nicolaï als Victoria worstelen met een immens schuldgevoel en een overdreven honger naar rechtvaardigheid. De Nederlander omdat hij onder dwang een verzetsmakker verried en hierdoor zelf levend uit het strafkamp Neuengamme kwam en de Duitse Fräulein omdat ze, in Heim Friesland door een SS'er bezwangerd, haar zoontje Joachim vrijwillig afstond in het belang van het Großdeutsches Reich.
Wat volgt is een razendsnelle, ongeloofwaardige speurtocht waarin zowel Nicolaï, die als Nederlandse journalist van 'Het Algemeen Handelsblad' belast is met het onderzoek naar de rol van Auke Pattist in de tragische dood van zijn vriend Mijndert, als Victoria, die zich als onzeker meisje vanuit het niets ontpopt tot een onverschrokken geheim agente op zoek naar haar door een bende vluchtende oorlogsmisdadigers geschaakte kind, met een zelfopgelegde doelgerichtheid in het reine trachten te komen met hun eigen verleden. Als beide personages, na een lange aanloop en verschillende toevallige ontmoetingen, in een vergezochte climax uiteindelijk samen op de boot belanden die alle in het verhaal gezochte nazikopstukken tijdens hun rattenvlucht meevoert, daagt het bij de lezer als bij Hubert von Blücher, een van de meevluchtende nazi’s op de boot: "Verfluchte Scheisse!"
Zo komt Rozemond bij Simon Wiesenthal, die de naam van SS'er Auke Pattist sinds lang voor het eerst opnieuw terug hoort, niet verder dan volgend saai cliché: "Zijn vingers verrieden de innerlijke onrust van een jager die weet dat er nog wild vrij rondloopt. Hetzelfde sprak uit de flinke wallen onder zijn ogen." Ook de reactie van de Britse journalist Melvin, gevraagd naar zijn verklaring voor de toenemende onvrede bij de plaatselijke bevolking voor de nieuwe bezetter, is een platitude van jewelste: "Weet je wat het is? Ons koloniale verleden breekt ons een beetje op. We hebben de neiging Duitsers als onderontwikkelde mensen te beschouwen." Ten slotte ontnemen nietszeggende dooddoeners over de tijdens de oorlog gebruikte terreur in diverse strafkampen iedere ruggengraat aan het verhaal: "Nadat de Britten waren bijgepraat over anderhalf jaar Neuengamme, spraken ze hun medeleven uit. Ze hadden allebei een rondleiding gehad in het concentratiekamp" en "Hun lot? Ach, meneer De Jong, daar kan ik kort over zijn, hun lot was miserabel."
Met de potentie van een steengoede thriller komt Rozemond niet verder dan een potsierlijke inzet van verschillende genres die, tegen een historische achtergrond, doelloos tegen elkaar aan botsen. De mengelmousse van historische figuren en bedachte karakters slaat bovendien op geen enkel moment aan waardoor het ook naar enige geloofwaardigheid van deze roman vruchteloos zoeken blijft.
In het verhaal voert de auteur tal van historische figuren op die betrokken waren bij deze roemruchte vluchtroute en de verdere denazificatie van Duitsland na de val van Hitler. Zo spelen Auke Pattist, een Nederlandse SS'er met de bijnaam 'de beul van Drenthe' en verantwoordelijk voor een groot deel van de deportaties van zijn landgenoten naar Duitse strafkampen, Horst Carlos Fuldner, een Argentijns-Duitse SS'er die garant stond voor 'propere' nazi-vluchtwegen naar Zuid-Amerika, Loe de Jong, belast met de dagelijkse leiding van het Amsterdamse Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, en de bekende kampoverlever en nazi-jager Simon Wiesenthal een voorname rol. Indien Rozemond deze feitelijke gebeurtenissen wat grondiger had uitgewerkt, kon dit volstaan voor een boeiende brok non-fictie. Helaas moesten in dit historisch gegeven twee fictieve hoofdpersonages hopeloos lopen te verdwalen: de Nederlandse ex-strafkampgevangene Nicolaï Schoonhoven en het Duitse meisje Victoria Schleyermacher, deelneemster aan Himmlers Lebensbornprogramma, een Derde Rijk-kweekprogramma waarin raszuivere Duitse meisjes onder dwang betrekkingen hadden met hun mannelijke tegenhangers. Zowel Nicolaï als Victoria worstelen met een immens schuldgevoel en een overdreven honger naar rechtvaardigheid. De Nederlander omdat hij onder dwang een verzetsmakker verried en hierdoor zelf levend uit het strafkamp Neuengamme kwam en de Duitse Fräulein omdat ze, in Heim Friesland door een SS'er bezwangerd, haar zoontje Joachim vrijwillig afstond in het belang van het Großdeutsches Reich.
Wat volgt is een razendsnelle, ongeloofwaardige speurtocht waarin zowel Nicolaï, die als Nederlandse journalist van 'Het Algemeen Handelsblad' belast is met het onderzoek naar de rol van Auke Pattist in de tragische dood van zijn vriend Mijndert, als Victoria, die zich als onzeker meisje vanuit het niets ontpopt tot een onverschrokken geheim agente op zoek naar haar door een bende vluchtende oorlogsmisdadigers geschaakte kind, met een zelfopgelegde doelgerichtheid in het reine trachten te komen met hun eigen verleden. Als beide personages, na een lange aanloop en verschillende toevallige ontmoetingen, in een vergezochte climax uiteindelijk samen op de boot belanden die alle in het verhaal gezochte nazikopstukken tijdens hun rattenvlucht meevoert, daagt het bij de lezer als bij Hubert von Blücher, een van de meevluchtende nazi’s op de boot: "Verfluchte Scheisse!"
Zo komt Rozemond bij Simon Wiesenthal, die de naam van SS'er Auke Pattist sinds lang voor het eerst opnieuw terug hoort, niet verder dan volgend saai cliché: "Zijn vingers verrieden de innerlijke onrust van een jager die weet dat er nog wild vrij rondloopt. Hetzelfde sprak uit de flinke wallen onder zijn ogen." Ook de reactie van de Britse journalist Melvin, gevraagd naar zijn verklaring voor de toenemende onvrede bij de plaatselijke bevolking voor de nieuwe bezetter, is een platitude van jewelste: "Weet je wat het is? Ons koloniale verleden breekt ons een beetje op. We hebben de neiging Duitsers als onderontwikkelde mensen te beschouwen." Ten slotte ontnemen nietszeggende dooddoeners over de tijdens de oorlog gebruikte terreur in diverse strafkampen iedere ruggengraat aan het verhaal: "Nadat de Britten waren bijgepraat over anderhalf jaar Neuengamme, spraken ze hun medeleven uit. Ze hadden allebei een rondleiding gehad in het concentratiekamp" en "Hun lot? Ach, meneer De Jong, daar kan ik kort over zijn, hun lot was miserabel."
Met de potentie van een steengoede thriller komt Rozemond niet verder dan een potsierlijke inzet van verschillende genres die, tegen een historische achtergrond, doelloos tegen elkaar aan botsen. De mengelmousse van historische figuren en bedachte karakters slaat bovendien op geen enkel moment aan waardoor het ook naar enige geloofwaardigheid van deze roman vruchteloos zoeken blijft.
De rattenlijn / M. Rozemond. – Rotterdam : Lemniscaat, 2012. – 446 p.
Reacties