Knotsgekke, bloeddorstige interneringstrip over de precaire vluchtigheid van het begrip (on)toerekeningsvatbaarheid...
In Zendingsdrang komt oorlogscorrespondent Remco de Heer in een psychiatrische observatiekliniek terecht. Aanleiding is een gewelddadige tussenkomst in een kroeg waarbij de reizende reporter, ook wel Deo geheten en daarom door een van zijn devote medegeïnterneerden een goddelijke status aangemeten, een aantal collega’s met een gebroken glas verwondde. Als dader van dit ernstig geweldmisdrijf, in Deo’s bagage wordt zelfs een afgesneden vingerkootje in een flesje gevonden, wordt hij door gedragsdeskundigen onderzocht. Zij dienen zijn toerekeningsvatbaarheid en de kans op recidive te onderzoeken. De superintelligente Deo wordt in de kliniek aan een reeks eindeloze gesprekken onderworpen en op vraag van zijn psycholoog Eugène - what’s in a name - Hauptfleisch stelt hij zijn verleden als oorlogsverslaggever te boek. Onze geconstipeerde observandus doet deze even prachtige als gruwelijke verschrikkingen telkens vanuit het standpunt van de overleden geweldplegers in kwestie uit de doeken. In vijf gruwelijke en dwingende verhalen spelen onder meer bandeloze Afrikaanse kindsoldaten en smoorverliefde ex-sluipschutters uit de Balkan de hoofdrol. Tussen de leerzame therapeutische gesprekken, de nauwkeurige observatieverslagen en deze neergeschreven oorlogsverschrikkingen door worden Deo’s celwand door allerlei bezoekjes van onvergetelijke figuren, zoals Stinkie en De Magneetjes, gekleurd. De oud-correspondent heeft zelfs oor voor de levensgeschiedenis van de opgesloten lipstickmoordenaar die blijft volhouden dat al zijn vrouwen stierven van genot. Tegen het einde van deze interneringstrip ziet Deo zelf allerlei complotten waarbij de ingebeelde en de echte wereld alsmaar meer in elkaar verstrengeld raken. Hierdoor bezit deze duizelingwekkende roman de kracht van een met een magistrale ommezwaai eindigend verhaal.
Alleen al de compositie van deze opvallende raamvertelling over dood en verderf zorgt voor een prettig gestoorde, claustrofobische omgeving waarbij de lezer slechts met mondjesmaat een beeld krijgt van dit wel heel bijzonder forensisch onderzoeksobject. Zowel de verslagen van Hauptfleisch als de door Deo geregistreerde gesprekken met zijn medegeïnterneerden en zijn ervaringsverhalen als oorlogsreporter zijn op zo’n vervaarlijke, geloofwaardige wijze neergezet dat iedere vorm van beginnende empathie de lezer met een ongemakkelijk gevoel opzadelt. Bovendien wordt de grens, doorheen dit bizarre mitrailleursalvo van misselijkmakende oorlogsgruwelijkheden en ogenblikken van wijze introspectie, waarop de gedachten van de schrijver direct inwisselbaar zijn met die van de hoofdpersoon flinterdun en moeten alle regels van de romanvertelkunst eraan geloven. Zo heeft de geportretteerde oorlogscorrespondent dezelfde dubbele oorsprong in Nederland en Zuid-Afrika als Richard de Nooy, zijn geestelijke vader, en speelt die laatste, bij monde van Deo, een literair spel waarbij hij zich opperbest lijkt te voelen. Dit potje ‘meervoudige identiteiten’ krijgt zelfs nog een aardig extraatje als de hoofpersoon van deze vertelling zich ook als romancier out die zich in zijn vorige boeken over krek dezelfde onderwerpen boog als De Nooy zelf. En alsof dit alles nog niet voldoende is, wordt ook de lezer, als passieve voyeur van Deo’s levenswandel en zijn belevenissen in de instelling die hem aan de ketting legt, vaak rechtstreeks aangesproken: "Wat ik eigenlijk wil zeggen, beste lezer, is dat we onze kinderen vooral moeten beschermen tegen onszelf. Voor u het weet zitten ze vol met uw vooroordelen, angsten, trauma’s en ellende.(...) Daarom heb ik mezelf als vader in quarantaine geplaatst. Als u echt van uw kinderen houdt wilt u toch niet dat ze naast u in de leprakolonie komen wonen?" Door dergelijke directe rake intermezzo’s wordt de idee dat de wereld naar de haaien gaat door apathisch toekijkende mensen en niet door diegenen die door het lint gaan, wel extra benauwend.
Deze experimentele aanklacht tegen de menselijke onderdrukking door het dictaat van de dwangbuis ziet, door de genuanceerde, indringende beelden die agressors ook als kansloze jongemannen afbeelden, in iedere dader ook een slachtoffer. Een statement dat kan tellen in dit post-De Geldertijdperk, waarbij de bepaling van de (on)toerekingsvatbaarheid van deze terechtgestelde Belgische crèchemoordenaar goed was voor dagelijks rijkelijk gevulde krantenkolommen. Deo zelf verwoordt de hem toegeschreven gekte in een van zijn gesprekken met Hauptfleisch niettemin bijzonder treffend: "Stel, je hebt een aardige labrador, die onder buitengewone omstandigheden een andere hond heeft gebeten. Zou je hem dan in een kuil vol valse honden gooien om te zien of hij ook vals is? En zo ja, is het dan redelijk om normaal gedrag van hem te verwachten?"
Zendingsdrang / R. de Nooy. – Amsterdam : Nijgh & Van Ditmar, 2013. – 221 p.
Reacties