Doorgaan naar hoofdcontent

Zelfironisch dollend door de puinresten van de Tsjecho-Slowaakse dissidente literatuur...

Als zoon van een overtuigd communist die na de Tsjecho-Slowaakse omwenteling van 1948 partijfunctionaris werd, organiseerde de Tsjechische schrijver en journalist Ludvík Vaculík (1926) als een van de eersten op grote schaal de ondergrondse literatuur. Voortdurend op zoek naar een socialisme met een menselijk gezicht, behoorde hij tot de belangrijkste criticasters van het twintigste-eeuwse Tsjecho-Slowaakse regime in de jaren vijftig. Toen in de jaren zeventig en tachtig manuscripten van collega-dissidenten werden verzameld, vermeerderd en onder vrienden verspreid, vonden ze vaak een stiekeme weg naar buitenlandse uitgeverijen. Een van de vormen van de toenmalige ondergrondse literatuurbeoefening was het zogeheten 'feuilleton', waarbij iemand naar aanleiding van een actuele gebeurtenis één A4’tje vol schreef, om dit vervolgens clandestien te verspreiden. Onder meer door hun formaat konden deze 'feuilletons' in één keer een groot publiek bereiken.


Een aantal van Vaculíks meest opvallende feuilletons, die hij schreef in de aanloop naar de Fluwelen Revolutie (1989), werd onlangs in het Nederlands vertaald en vervolgens gebundeld in het tegendraadse kleinood Is het lente?. In deze stukjes toont de dissidente schrijver, die al sinds midden jaren zestig jaarlijks een column met als titel 'Het is lente' schreef, zich een ware meester van dit genre. Op stilistisch magistrale wijze schetst Vaculík zijn gewone levenswandel, waarbij hij, door zich te beperken tot terloopse vileine of ironische toespelingen, op omzichtige wijze harde politieke uitspraken omzeilt: "Uiteraard is het niet juist om huisjes voor het vogeldom te maken, want daarmee richten het vogel- en het mensdom zich naar omstandigheden die voor beide partijen onnatuurlijk zijn. Doch voordat deze kwestie anders en beter is opgelost, heb ik drie vogelhuisjes gemaakt." In een informatief nawoord, waarin vertaler Kees Mercks het werk van Vaculík in de context van de Tsjechische literatuur plaatst, lezen we dat de schrijver zich deze gekscherende houding enkel kon veroorloven omdat hij Vaculík was, dé literaire persoonlijkheid van wie was geweten dat hij de communistische machthebbers in de voorafgaande decennia verweet meer kwaad dan goed te hebben gedaan. Zo alludeert de zelfironische columnist, als hij het over de lente in zijn tuin heeft, logischerwijs op de politieke lente in zijn land: "Wie met zijn ene been in haar (de regering, nvdr) buurt zou staan en met zijn andere in de lente, die zou in een lelijke spagaat terechtkomen. Vandaar dat ik de regering losgelaten heb en me aan de lente vastklamp. Maar, beste lente, ben je toch niet alleen maar een gat in de ozonlaag?" Als Vaculík het in zijn columns weer eens niet kan laten over de meest uiteenlopende onderwerpen, van astronomie tot botanie en ecologie, uit te weiden, verontschuldigt hij zich bij zijn lezers. Daartegenover staat een schrijver die zich niet te beroerd voelt om allerlei openlijk beleden jeugdherinneringen uit elkaar te doen spatten van de (politieke) symboliek: "Ik en de hele klas, wij zullen ons tegenover die lente van hen opstellen al naargelang onze nieuwe klasleraar ons toestaat om hardop te mopperen of op z’n minst de wereld in te trekken op zoek naar avontuur." Dat deze bundel feuilletons een tijdperk overspant waarin de tegenstelling tussen officiële en dissidente literatuur langzaam begon af te brokkelen (onder meer door de opkomst van de computer, waardoor de censuur zijn greep verloor op de eindeloze stroom publicaties), maakt hem net interessant. Zo stuit de lezer al gauw op oude vos Vaculík die ook voor de nieuwe generatie Tsjechische schrijvers bijzonder stekelig blijft. Dat hij hierbij niets aan tegendraadsheid heeft ingeboet, bewijst het afsluitende feuilleton 'Het laatste woord (begin december 1989)', waarin onder meer wordt bericht over zijn wedervaren met deze nieuwe Tsjechische intellectuele elite: "Ik zei dat ik niet voor de versiering aanwezig wilde zijn bij een zaak waar ik me niet in mocht mengen. “Waar wilt u het dan over hebben?” vroegen ze. “Die vraag heeft zelfs de Partijorganisatie me niet gesteld aan de vooravond van het Schrijverscongres van 1967,” zei ik en ging mijns weegs."
De opgenomen eindnoten die de vele ons-kent-onstoespelingen, eigen aan het formaat van de feuilleton met snel gedateerde verwijzingen, moeten duiden, geven een duidelijk beeld van hoe de reële politiek onder de oppervlakte van vrijwel alle columns van Vaculík komt piepen. Daar waar de man zich in zijn vroegere aanvallen op de stringente normen en voorschriften van de bestaande bureaucratische maatschappelijke orde niet liet leiden door politieke vrijheid, maar door menselijke waarden en verhoudingen, blijft ook nu de karakterloosheid en de onderdanigheid van de mens een van zijn grootste strijdpunten: "De zwaarste taak van een schrijver is niet om één te zijn met het volk, maar om zelf, of in gezelschap van een paar geestverwanten, vol zien te houden."


Is het lente? / L. Vaculík. – Amsterdam : Stichting Voetnoot, 2013. – 71 p.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...