Doorgaan naar hoofdcontent

De duimsprong: hoe een indringende geschiedenis van de geologie van de Zwitserse Alpen het menselijke rouwproces vooruit kan helpen...

In De duimsprong komt een naamloze jonge vrouw in de problemen. Samen met de ervaren alpinist Jens probeert ze de Zwitserse Alpentop de Tödi te bedwingen. Maar haar klimpartner verkeert in een verrassend slechte conditie en maakt een foutieve inschatting bij het afleggen van het bergparcours. Hierdoor moet het stel klimmers voor de laatste stukken van hun tocht over een gevaarlijke gletsjer klimmen. Na deze bijna dramatisch afgelopen expeditie verdwijnt Jens, alsof hij door het landschap werd uitgegomd, van de radar en laat niks meer van zich horen. Voor de vrouwelijke hoofdpersoon is dat het startschot om als een bezetene de lievelingsplekken van de door zijn ouders als vermist opgegeven Jens uit te kammen: van het jonge berggeweld in de Zwitserse Alpen tot de weinig bezochte archieven van diverse Europese natuurkundige musea: "Zolang Jens vermist bleef kon ik hem in gedachten overal naartoe sturen. Soms wist ik niet meer of de herinneringen die ik aan hem had niet mijn eigen constructen waren. Op sommige dagen was het verlangen samen opnieuw op pad te gaan ondraaglijk. Lopen hielp. Als ik liep ontsnapte ik aan alle rampscenario's."
De vertelster uit De duimsprong raakt, al wandelend en al reizend, in de ban van de befaamde Zwitserse geoloog Albert Heim (1849-1937) die, als voorstudie voor zijn definitieve Alpenmaquette, als eerste een ballontocht over zijn geliefde bergketen ondernam. Zijn liefdescorrespondentie, de verbluffende Alpentekeningen die Heim als kind al maakte en zijn dagboeken betekenen voor het rouwende, eigengereide hoofdpersonage een opstap naar het heden, naar haar samen met de ongelukkige Jens gedeelde passie voor geologie: "Een paar uur later vindt Heim op de top een steen die de vorm van een top heeft, puntig met een lichte kromming naar rechts als het stukje kam waarover hij naar boven geklommen is. Hij steekt de steen in zijn zak. De driehoekige vorm van de steen herhaalt zich onder het vest dat Heim draagt. Hoe logisch wordt alles als je onderweg bent, denkt hij en schrijft in zijn notitieboekje: 'Jeder Berg wird einmal flach sein.' Over twintigduizend jaar zal er ook van de Storen niets meer over zijn."


De Chli Bielenhorn, de Klein Furkahorn, de Winterhorn, de Stotzigen Firtsen, de Gelmer,… In deze hoogst merkwaardige topografie van het gemis gebruikt beeldend kunstenaar, schrijver en vertaler Miek Zwamborn (1974) op haast obscene wijze de geologie van de Zwitserse Alpen als vergrootglas voor de rouwende geestesgesteldheid van haar vrouwelijke hoofdpersoon. Zo raakt de vertelster voorwerpen aan, van belangwekkende archivalia omtrent Heims levensgeschiedenis tot onderweg gevonden fossielen die ook op Jens belangstelling zouden kunnen rekenen, om die, alsof er uit dode materie waar leven valt te puren, zorgvuldig te bestuderen, op zoek naar betekenis en troost voor het haar plots overkomen verlies. Uiteindelijk valt door haar slechts een vaststelling te noteren: net als de door de bekende geoloog Albert Heim nauwkeurig geïnventariseerde bergmassieven verdampt ook het verdriet om een door de mens nagelaten leegte definitief. In Zwamborns opmerkelijke wereld verloopt zoiets echter niet zonder de nodige kleerscheuren. Zelfs flarden op straat opgevangen gesprekken tussen toevallige passanten doen haar hoofdpersoon besluiten dat ze alleen nog oog en oor heeft voor wat ze daadwerkelijk ook kent: het door Jens nagelaten gevoel van ambigue eenzaamheid: "Ik weet nog dat ik me in de auto realiseerde dat de nabijheid van Heim het missen van Jens ophief. Ik verdoezelde de leegte, verloor me in een achtervolging om aan het allerergste voorbij te gaan."
Dankzij de met veel zorg verzamelde anekdotes uit de ons weinig bekende geschiedenis van de geologie, slaagt Miek Zwamborn er in De duimsprong in om de lezer op bezwerende wijze op te zadelen met een claustrofobisch gevoel van opgaan in het verleden van het landschap. Hierdoor waan je je nogal snel als een in een proustiaanse geologische tijd verloren gelopen object. In dit heel merkwaardige zielenlandschap van versteend natuurgeweld verworden geologen, die zweren bij het adagium dat landschappen voortdurend in beweging zijn en dat er volledige geschiedenissen uit vallen af te leiden, tot uitmuntende notulisten van het veranderlijke en het eindige van onze planeet: "Het gaat om een panorama dat vanuit de lucht gezien voortdurend verandert. Wij ervaren in de lucht een vloeiende vooruitgang, in een continue optische reis staan we open voor veranderende perspectieven, wij zijn de pijlers van het onvatbare, weg met de verstarde blik en het statische gezichtspunt, wij onthullen de vrijheid in de ruimte, de dynamiek van het zweven." Ook de vele in het boek opgenomen zwart-witfoto's van Heim zelf en de onhelder genomen foto’s van berglandschappen, fossielen en sterrenhemels, als onvolkomen overblijfselen van een verloren verleden, zijn hiervan geprivilegieerde getuigen.


De duimsprong / M. Zwamborn. – Amsterdam : Van Oorschot, 2013. – 255 p. : ill.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...