Max Hastings laat er (goed gestoffeerd) geen twijfel over bestaan: de Duitsers hebben het (weer) gedaan...
In de uitstekend gedocumenteerde pil 1914: het trauma van Europa demonstreert de gerenommeerde Britse historicus Max Hastings de haast vanzelfsprekende wijze waarop de door zelfoverschatting geteisterde Duitse keizer Wilhelm II de Oostenrijkers, na de moordaanslag op hun aartshertog in de zomer van 1914, militair beloofde te steunen. In de ogen van Hastings is Duitsland, onder meer uit geopolitiek opportunisme, zonder enige twijfel schuldig aan het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Op indringende wijze verhaalt deze bekende geschiedkundige hoe de Oostenrijkers, geruggesteund door Duitse troepen, er op uit waren de Serviërs te gronde te richten. Opzienbarend is de wijze waarop beide landen de zekerheid dat ook Rusland zijn Slavische protégé in dit scenario ter zijde zou springen arrogant naast zich neerlegden. Ook de idee dat zelfs Groot-Brittannië, zeker na de Duitse invasie van België dat door een verdrag uit 1839 nochtans het statuut van neutraliteit droeg, wel eens in beweging zou kunnen komen, was aan Duitse zijde ondenkbaar. Een deal met de ondertussen bang geworden Russen zou de Britten wel definitief het zwijgen opleggen, een waangedachte die ook Adolf Hitler een kwarteeuw later in het verderf duwde.
Als militair historicus gepokt en gemazeld in de Tweede Wereldoorlog rapporteert Max Hastings vrij uitvoerig over de eerste oorlogsmaanden van de Eerste Wereldoorlog. Beginnen doet hij met de bloedhete zomer van 1914, terwijl zijn verhaal de daaropvolgende kerstmis, met het eeuwigdurend status quo in de modderige loopgangen van de Noordzee tot Zwitserland en van de Balkan tot Oost-Pruisen, opnieuw ophoudt. Op intens doordachte wijze laat Hastings zien hoe in die eerste maanden het grondplan werd getekend van de zich nog te voltrekken oorlog, al komt hij doorgaans met niet heel erg veel nieuw historiografisch materiaal voor de dag. Bijzonder is dat de vorser de vele militaire aspecten van vaak onderbelicht gebleven fronten en veldslagen uit het begin van de oorlog belicht en ongezouten commentaar levert bij de beslissingen van de toenmalige topmilitairen, diplomaten en politici. Zo noemt Hastings de opperste legerbevelhebbers van de mogendheden wereldvreemde plantrekkers die vasthielden aan extreem gevaarlijke strategieën die, zoals ze toen ook zelf moesten toegeven, in realiteit niet haalbaar waren. In het kielzog van Georges Clemenceau, de premier van het Franse oorlogskabinet, die de visionaire woorden sprak dat oorlogen te ernstige zaken zijn om aan generaals over te laten, doet Hastings het door blufpoker gestuurde, bloedige militaire relaas van de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog, dat met 2,1 miljoen doden aan Duitse en Oostenrijkse zijde in zijn aanvangsfase alvast een hoger verliespercentage kende dan ieder andere oorlogsperiode achteraf. Om de ontluisterende desillusie uit de titel van deze belangwekkende studie een gezicht te geven, laat Hastings zowel frontsoldaat als thuisblijver zelf aan het woord. De onderzoeker put hiervoor uit een enorm arsenaal aan brieven en dagboekaantekeningen. Vaak zet hij de door de jongemannen ondergane ellende lijnrecht tegenover de stoere taal van hun politieke leiders waardoor het cliché van door gevoelloze, bloeddorstige generaals zomaar naar de slachtbanken geleide soldaten op het eerste gezicht opnieuw wordt gevoed. Alleen geeft Hastings in dit geval de schuld niet uitsluitend aan de topmilitairen en zag hij in werkelijkheid twee in grootte en capaciteiten aan elkaar gewaagde legers die slechts door toevoeging van extra troepen de tijd nodeloos wisten te rekken.
Doorheen deze monumentale lezing heeft Hastings steeds een dubbel doel voor ogen. Enerzijds moet de schuld van dit mondiale catastrofale conflict naar daar waar het hoort: Oostenrijk en Duitsland. Aan de andere kant verdedigt hij de idee dat Groot-Brittannië, zowel in moreel als in politiek opzicht, gelijk had door zich te mengen in deze oorlog. Hierdoor verlaat de befaamde onderzoeker de gangbare revisionistische idee, onlangs nog uitvoerig verdedigd door historicus Christopher Clark in zijn Slaapwandelaars: hoe Europa in 1914 ten oorlog trok (2013) maar ook door Barbara Tuchman in haar ondertussen klassiek geworden De kanonnen van augustus: de eerste oorlogsmaand van 1914 (1962), dat de moord op de Oostenrijkse aartshertog Franz Ferdinand aan de basis lag van een louter accidentele oorlog waarin een hele generatie jongemannen voor niks het leven liet. De mythe van deze zinloze, toevallige oorlog zit zo hard in ons denken over de Eerste Wereldoorlog ingebakken dat Hastings’ versie op de feiten, voor zij die de herinnering aan de toen uitgehaalde oorlogsbestialiteiten daarom liever naar de achtergrond duwen, bijzonder onhapbaar blijft. Tenslotte was het de draagkracht van het achterland die ging bepalen hoe lang beide, aan elkaar gewaagde partijen dit oorlogsliedje toen konden uitzingen. Ook hierin overschatten de Duitsers zichzelf, tot de USA zich vanaf 1917 in het conflict ging mengen.
1914 : het trauma van Europa / Max Hastings.- Antwerpen : de Bezige Bij Antwerpen, 2014.- 780 p. : ill.
Reacties