Over niet ingeslagen paden en mislukte kansen in de nadagen van de Eerste Wereldoorlog: Brits historicus Adam Tooze nuanceert...
Vorig jaar nog verdedigde historicus Christopher Clark in zijn Slaapwandelaars: hoe Europa in 1914 ten oorlog trok op sprankelende wijze de gangbare revisionistische idee dat de moord op de Oostenrijkse aartshertog Franz Ferdinand in de zomer van 1914 aan de basis lag van een louter accidentele oorlog waarin een hele generatie jongemannen zomaar het leven liet. Dat Duitsland zonder twijfel schuldig was aan het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en dat Groot-Brittannië in moreel en politiek opzicht gelijk had door zich in dit conflict te mengen, was dan weer de teneur die de gerenommeerde Britse geschiedkundige Max Hastings met zijn 1914: het trauma van Europa eerder dit jaar achterliet. Wat bij beide titels opvalt, is dat ze zich in hoofdzaak concentreren op de vraag wie verantwoordelijk was voor het uitbreken van een militaire krachtmeting die honderd jaar geleden miljoenen doden eiste. Door hun grote Doos van Pandora-gehalte zwemen deze boeken, los van hun individuele kwaliteiten, bovendien de valse illusie te wekken dat ook actuele (politieke) wereldvraagstukken ermee vooruit kunnen worden geholpen. Een val waarin Adam Tooze, als historicus gespecialiseerd in de ontstaansgeschiedenis van Eurazië en Duitsland en de opkomst van de globale oorlogsfinanciering geconcentreerd rond de geldmarkten van Londen en New York, met zijn overweldigende studie De zondvloed 1916-1931: het ontstaan van een nieuwe wereldorde alvast niet trapt. In deze opwindende kroniek richt Tooze zijn pijlen op de eerste politieke en economische successen van de uit de puinhopen van de Eerste Wereldoorlog opgestane ware winnaar: de Verenigde Staten van Amerika. Een natie die als opkomende supermacht de pikorde in de toen nieuw ontstane wereldorde, die de liberale democratie als universeel model wou uitdragen, gedurende de daaropvolgende eeuw zou veranderen. Op uitmuntende wijze verhaalt Adam Tooze over hoe de in oorsprong Anglo-Amerikaanse democratische en kapitalistische coalitie eerst in botsing kwam met de pogingen van Berlijn de internationale naoorlogse orde te herstellen om daarna de eigen coalitiepartners in de voeten te schieten. Een ideologische almachtsfantasie die ten slotte ook de Verenigde Staten zelf in de baan ging liggen.
Toozes doortimmerde verslag begint in 1916, bij de Slag van Verdun, toen een reeks zware geallieerde offensieven aan het westelijk front een antwoord waren op de nieuwe Duitse mobilisatie in Midden-Europa. Vanaf dit ogenblik werd het behoud van de Franse en Britse overzeese gebieden van ondergeschikt belang en verschoof de geallieerde focus naar de reusachtige financiële en industriële middelen van de jonge opkomende Verenigde Staten. Op verbazingwekkende wijze dwingt de historicus de lezer om op een niet conventionele manier naar de platgetreden paden van de geschiedenis te kijken. Zo ziet Tooze president Wilsons Veertien Punten, de op 8 januari 1918 aan het Amerikaanse Congres gedane voorstellen bedoeld om de territoriale integriteit en de politieke onafhankelijkheid tussen grote en kleine landen te garanderen waardoor een billijke en duurzame vrede mogelijk werd, niet als een uitbarsting van ’s mans radicaal idealisme in termen van heerschappij over de wereld. Daar Wilsons geschiedkundige opvattingen bepaald werden door twee ingrijpende gebeurtenissen, de ellende van de Amerikaanse Burgeroorlog en het drama van de achttiende-eeuwse Franse Revolutie zoals behandeld in de geschriften van de Engels-Ierse conservatief Edmund Burke, duidt Tooze Wilsons vrede als de expressie van een conservatief liberale denker. De toenmalige Amerikaanse president haatte de Franse revolutionaire leer en achtte die niet geschikt voor vrije mensen. Ook al lag de nadruk van Wilsons Veertien Punten op het zelfbeschikkingsrecht van volken en het stichten van een Volkenbond, toch slaagde hij er maar niet in zijn vrede zonder overwinningsidealen te verankeren in de onderhandelingen over het einde van de Eerste Wereldoorlog en bracht hij op die manier de naoorlogse Europese veiligheid (vooral die in Frankrijk) in het gedrang. Wanneer de Verenigde Staten door de niet-ratificatie van het Verdrag van Versailles (1919) kort daarna niet toetraden tot de pas opgerichte Volkenbond en hun bijdrage aan de mondiale economische en financiële crisis in de jaren ’20 onder ogen wordt genomen, is het algemeen gangbare beeld van de USA als indirecte wegbereider van een sluimerende chaos die leidde tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog een feit.
Met zijn tot in de kleinste details uitgespitte economische en politieke relaas speelt Adam Tooze het klaar om verschillende (oorlogs)platitudes zorgvuldig bij te spijkeren. Zo wordt de Britse en Franse schrik voor een Russische dependance van het Duitse imperialistische bouwwerk na de Vrede van Brest-Litovsk (03 maart 1918), die de machtsovername door de bolsjewieken in Rusland regelde en het einde van de deelname van Rusland aan de Eerste Wereldoorlog inluidde, door de historicus heel ernstig genomen. Duitsland ging toen immers overeenkomsten vertonen met "de omstandigheden van het vroegere Romeinse Rijk, met legionaires die aan de grenzen vochten, met slaven die in eigen land werkten – beiden gerekruteerd uit geknechte bevolkingsgroepen." Tegelijk nuanceert Tooze deze Vrede als een billijke etnische verdeling van diverse Oost-Europese gebieden waardoor Duitsland zichzelf beschermd zag door een keten van satellietstaten waarvan Oekraïne de belangrijkste was. Bovendien werden al deze regio’s economisch afhankelijk van Duitsland en werden ze, samen met Rusland, verplicht grondstoffen te leveren. De auteur portretteert het Duitse Rijk aan het einde van de Eerste Wereldoorlog als een staat met een vrij vooruitstrevende kijk op zijn (economische) belangen in het oosten. Onder goedkeurend oog van de Duitsers waren de eerste verkiezingen in het postrevolutionaire Rusland zelfs een ernstige oefening in democratie die meer kiezers op de been bracht dan de Amerikaanse presidentsverkiezingen van november 1916 die Woodrow Wilson zijn herverkiezing als president opleverde. Het beeld van het Duitse Rijk dat toen bezig was, want zo wil het cliché immers, de kiemen te zaaien van een nefaste politiek waarop de nazi’s twee decennia later vrij eenvoudig hun bedje konden spreiden met andere woorden ernstig bijgeschaafd.
Verder demonstreert chroniqueur Adam Tooze de openheid van de toenmalige Chinese, Japanse en Indiase politiek en toont hij het wezenlijke belang van de eerste stappen die deze prille democratische bewegingen zetten in de richting van een ware participatiepolitiek. Toozes geschiedenis van het einde van de Eerste Wereldoorlog en het decennium daaropvolgend is niet het typische verhaal van de oplaaiende strijd tussen de verschillende (opkomende) wereldgrootmachten in hun zoektocht naar een (nog groter) koloniaal territorium. Bij deze geschiedkundige dient (het einde van) de Eerste Wereldoorlog gewoon als een rijk geschakeerd interludium van een op stapel staande clash der beschavingen. Een nieuwe wereldorde waarin het voornamelijk de Verenigde Staten van Amerika waren die zich van meet af aan verschillende keren aan de economische en politieke realiteit vergaloppeerden en/of vergaapten.
De zondvloed 1916-1931 : het ontstaan van een nieuwe wereldorde / Adam Tooze. – Houten : Spectrum, 2014. – 694 p. : ill.
De zondvloed 1916-1931 : het ontstaan van een nieuwe wereldorde / Adam Tooze. – Houten : Spectrum, 2014. – 694 p. : ill.
Reacties