Doorgaan naar hoofdcontent

Albert Verwey: met 'nonchalante ongegeneerdheid' stilstaan bij een geschilderd meesterwerk...


Breughels Ikarus 

Vielt ge, Ikarus? De landman snijdt de voor: 
Hij heeft voor 't plassende geplons geen hoor. 

De visser op de rotswand houdt zijn plaats, 
Vol winzucht zorgend om 't bewegend aas. 

De vogel, naast hem op de tak, ziet uit
Naar mooglijk aandeel in de vinnige buit. 

De wind waait ginds fregat de zeilen bol, 
Het volk heeft in het want de handen vol. 

Alleen de meeuwen zwermend om u heen 
Merken 't verdwijnen van uw witte been. 

Eén ziet omhoog: de man die schapen dreef 
Zag in de lucht iets vreemds en vraagt waar 't bleef. 

Op heel de baai van Samos straalt de zon 
Die Ikarus dacht naadren, maar niet kon. 


Albert Verwey, uit: De figuren van de sarkofaag (1930) 


1930. Pensioengerechtigde leeftijd. Na een leven van onvermoeibaar tijdschriften oprichten en presidentieel resideren als Hoofddichter van de Noordwijker Kamer geeft Albert Verwey zijn langverwachte interpretatie aan het schilderij 'De val van Icarus' (ca. 1558) van de Brabantse meester Pieter Bruegel de Oude. In de bundel 'De figuren van de sarkofaag' (1930), opgedragen ter nagedachtenis van de schilder Floris Verster en zijn vrouw, is het op pagina 42 raak.
Daar niemand op het schilderij zich ook maar iets lijkt aan te trekken van Icarus' val, trapt dichter Verwey dan maar af met de retorische vraag: "Vielt ge, Ikarus?" Verder leest het gedicht van Icarus' eenzame poging de zon te naderen als een typisch symbolistisch manifest dat het menselijke streven en verlangen naar eenheid vorm moet geven. Breugels Icarus als "vermomming van de levensdrift", aldus Albert Verwey in een eigen verduidelijking. Tot in de slotstrofe aan toe. Enige smet op Verweys oude dichtersoog: die "meeuwen" ergens halverwege zijn Icaruselegie. Bij nadere beschouwing is op het door Breugel geschilderde mythologische tafereel van Icarus' val, met een aardige kopij in de Brusselse Musea voor Schone Kunsten, helemaal geen vliegend gevogelte te zien. In werkelijkheid staren we met z'n allen gewoon naar de losse veren van Icarus' door de zon gebarbecuede vleugels, die hem, vanuit de hemel, achterna zijn gedwarreld. 
Voorjaar 1888. De veelzijdige Amsterdamse dichter, essayist en vertaler Albert Verwey besluit afstand te nemen van de kunst- en literatuurkritiek van Tachtig. De jonge letterkundige Verwey wil voortaan alleen nog maar schrijven over werk dat hij bewondert, want: "Kunst moet gevoeld wezen, zeggen ze. Natuurlijk. Maar dan doet ieder of gevoeld is wat hij voelt en wat hij niet voelt on-gevoeld." En dat alles, aldus Verwey, "doet mij niet zoo bar veel houden van wat er geschreven wordt over kunst. Dat maakt dat ik zelf me liefst heel niet waag in dat geharrewar." Nadat hij in dit betoog de hele kunst- en literatuursantenboetiek van de Tachtigers luid declamerend bij het straatvuil had geparkeerd, riposteert Albert Verwey, in een antwoord op een brief van Frederik van Eeden, uiteindelijk kort en gevat: "heerlijk voor mezelf (en) heerlijk voor de schilders (…) als ik veel menschen door mijn schrijven kon doen voelen hoe goed het voor hen zijn zou (…) te letten op wat ik mooi vind."
Voor een keer dus worden de meeuwen de dichter gepardonneerd.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...