Doorgaan naar hoofdcontent

De pensionering van meneer Bougran: Huysmans laat de roman deze keer (helaas) aan zich voorbijgaan...

Nauwelijks vijftig en de voor het old school klerkenwerk geboren Franse ambtenaar Bougran krijgt van zijn overste te horen dat hij op pensioen kan. Een totaal verbouwereerde Bougran, ongehuwd onder een dak met zijn huishoudster Eulalie en verder zonder vrienden, gaapt plotsklaps in de wijd opengesperde muil van leegte en verveling. Om zijn onverhoedse opruststelling toch een plekje te kunnen geven, stelt deze klerk alles in het werk om thuis zijn oude kantoor heel precies na te bouwen. Zelfs Huriot, een van Bougrans vroegere kantoorbediendes, is bereid om tegen een karig loon voor wat extra kantoorsfeer te komen zorgen bij zijn oud-collega. 
Tussen de uren van zijn geestdodende activiteiten als topambtenaar schreef de Fransman Joris-Karl Huysmans (1848-1907) deze door de molen van vervreemding gedraaide tragikomische parabel van zijn antiheld. Lezenswaard, dat wel, al verdiende deze aanzet van Bougrans noodlottige identificatie met zijn ambtenarenbestaan véél meer dan deze 38 pagina's uit Huysmans meesterlijke pen: "Maar nadat hij enige tijd had aanschouwd op welke wijze bomen worden vermoord omdat ze dan beter fruit zouden opleveren, slenterde hij doelloos rond zonder te hebben gemerkt dat deze tuinchirurgie een volmaakt zinnebeeld was voor het beleid dat hij al die jaren had uitgevoerd. Zowel in de Jardin du Luxembourg als op kantoor deed men er alles aan om simpele zaken te ondergraven; men nam een bestuursrechtelijke tekst waarvan de betekenis glashelder en scherpomlijnd was en onmiddellijk, met behulp van duistere circulaires, ongekende precedenten en rechtsopvattingen die teruggingen tot de tijd van Oogstmaanden en Windmaanden, werd de tekst veranderd in een warrig allegaartje, in grotesk proza vol verwrongen zinnen, wat arresten opleverde die volkomen tegengesteld waren aan wat men zou verwachten."


De pensionering van meneer Bougran / Joris-Karl Huysmans. – Amsterdam : De Wilde Tomaat, 2019. – 38 p. 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten...

"Mijn leven was onloochenbaar leeg en nutteloos, maar zeg nooit tegen de lelie die door regen en wind is geveld: richt je op en bloei als vanouds. Mijn hart bloedde uit een dodelijke wond, maar op een andere manier kon ik niet leven." Gevoelens van gemis, afwijzing en ontgoocheling: stuk voor stuk gaan ze in de Shelley-blender 'Mathilda' geheten. Dat, en het verplengen van tonnen tranen door de in een bad vol sombere gedachten badende ik-figuur uit deze novelle. De tweeëntwintigjarige Mary Shelley snijdt en slaat, zeker vanaf ongeveer driekwart boek, de lezer voortdurend in de armen en om de oren. Autobiografisch, deze tweehonderd jaar oude amoureuze vader-dochterdingetjes door de blik van de jonge Mathilda? Geen idee. In ieder geval is de zelfgekozen eenzaamheid van deze Mathilda van een gans andere orde dan die van pakweg Amy Winehouse . De hoop ooit voor iemand nog genegenheid te kunnen voelen, was bij de betreurde Londense zangeres-met-ook-vaderdingetjes in de mee...

Djoos Utendoale tient le fou avec moi: verzen geschreven in de taal van de volksmens aan weerskanten van de 'schreve'.

Utendoale, uit de vallei of het dal van de West-Vlaamse bergen. Djoos, van Joris. Afkomstig van Westouter: pater Joris Declercq. Troubadours en kleinkunstenaars uit de regio zoals Antoon vander Plaetse, Gerard Vermeersch en Willem Vermandere namen Declercqs verzen in hun repertorium op. Van Boeschepe tot Cassel en van Ieper tot Ekelsbeke, de ganse Westhoek ging aan Utendoales rijmsels kapot. Vlinders zijn er hellekapellen, butterschitters of flikflodders. Averullen, mulders en roenkers worden in gangbaar Nederlands meikevers. Voetelingen, sokken. Nuus, wij. Hadden pendelaars geen files onderweg dan was het volop vroeger thuus komm'n of dan-ze peisden. De poëzie van Djoos Utendoale is geschreven in een bijzonder zingend taaltje: het Westhoeks. Over de invloed van dialecten moeten we, althans pater Joris Declercq, niet al te neerbuigend doen: "En moest Luther de bijbel in het Nederduits vertaald hebben en niet in het Hochdeutsch, de taal van zijn geboortestreek, dan sprak de he...

"Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles."

"Eén ding weet ik wel," zei Franny. "Als je een dichter bent laat je iets moois achter. Ik bedoel, het is de bedoeling dat je iets moois achterlaat als je van de bladzijde afgaat en alles. Die lui waar jij het over hebt laten geen enkel mooi ding achter. Het enige dat de iets beteren misschien doen is min of meer binnen in je hoofd kruipen en daar iets achterlaten, maar enkel en alleen omdat ze dat doen, enkel en alleen omdat ze weten hoe ze iets moeten achterlaten hoeft dat nog geen gedicht te zijn. Het kan best zo zijn dat het niet meer is dan een of ander hoogst intrigerend grammaticaal uitwerpsel - excuseer mijn woordkeus."  Net zoals bij de Vlaamse schrijver Paul Brondeel is bij deze Franny die 'r' er eigenlijk te veel aan. Om nog maar te zwijgen over wat Nabokov, die beginregels van zijn 'Lolita' indachtig, tong- en keelklankgewijs met die dubbele 'o' uit Zooey zou aanvangen. Feit is dat deze J.D. Salinger vandaag precies vijftien jaa...